- Flora en Fauna
- Vogels
- Broedvogels
- Weidevogelbeheer
- Trekvogels en wintergasten
- Zeldzame vogels
- Libellen
- Vlinders
- Planten
- Ecologisch maaibeheer
- Reptielen en amfibieën
- Ringslangen
- Vissen
- Waterdiertjes
- Waterdiertjes Klutenplas
- Zoogdieren
De broedvogels van de Hekslootpolder tussen 1985 en 2015.
Inleiding.
Vanaf 1985, toen de Vereniging Behoud de Hekslootpolder werd opgericht hebben we broedvogeltellingen gehouden in de Hekslootpolder. Daarvan werd regelmatig verslag gedaan in het voorjaarsnummer van de Fitis en later in het najaarsnummer van het Hekslootnieuws.
Deze tellingen werden in de eerste jaren verricht volgens de provinciale richtlijnen, de zogenaamde P.W.S.-methode. Vanaf 1989 kwam de B.M.P.-methode in zwang, de Broedvogel Monitoring Project-methode die door Sovon werd ontwikkeld en overal in Nederland werd geïntroduceerd en gevolgd. Jaren lang waren dezelfde tellers actief. Ondergetekende telde alle 30jaar, samen met eerst Coen Looy, Frank Alink en Peter de Jong en later Peter Davids. De laatste jaren hebben Emmy Bulten en Marjolein Verdam de gelederen versterkt.
Blauwborst Foto:Willem de Voogt
De broedvogels.
De soorten en aantallen broedvogels van de Hekslootpolder zijn in de loop van de afgelopen 30 jaar enorm veranderd. Vijf groepen zijn globaal te onderscheiden: de weidevogels, de watervogels, de rietvogels, de kleine zangers en de overigen. In dit artikel zal ik de veranderingen per soort aangeven mede met behulp van enkele tabellen en ik zal de onderliggende oorzaken van die veranderingen proberen te verklaren. Voor een gedetailleerd overzicht van alle soorten per jaar verwijs ik naar de boeken “De Hekslootpolder, 20 jaar actievoeren, inventariseren en natuurontwikkelen” waarin een tabel is opgenomen van alle jaarlijkse broedvogeltellingen tussen 1982 en 2004 en “Gezien de Hekslootpolder” met een tabel van de jaren 2000 tot en met 2009. Dit laatste boek is nog volop verkrijgbaar tegen de spotprijs van € 5,00 bij de Vereniging Behoud de Hekslootpolder. n dit artikel vermeld ik van enkele groepen de aantallen vanaf 1985 per 5 jaar en vanaf 2010 tot heden elk jaar.
Weidevogels in zwaar weer.
Tot de weidevogels worden die soorten gerekend die voor hun broedgebied afhankelijk zijn van het agrarisch gebruikte grasland. De weidevogels bereikten in Nederland hun hoogste aantallen in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw. Vanaf die tijd begon de ontwatering en intensivering van het graslandgebruik tot een achteruitgang van de weidevogels te leiden. Dit verval zette daarna door en heeft tot een sterke afname van vrijwel alle soorten geleid.
Als de nesten niet worden uitgemaaid door de steeds vroegere maaidata, hebben de jonge kuikens die de maaimachines overleven te weinig dekking tegen predatoren en vinden ze te weinig insecten in het gemillimeterde gras. Bovendien is er plaatselijk vaak sprake van hoge predatiedruk door vossen, zwarte kraaien, blauwe reigers, meeuwen en roofvogels.
Bruine Kiekendief Foto:Willem de Voogt
In de Hekslootpolder hebben we pas in de loop van de jaren negentig van de vorige eeuw (zie tabel 1.) te maken met een sterke achteruitgang van de weidevogels. Daarvoor namen de aantallen toe door de inspanningen van twee groepen nestbeschermers. Dit is goed te zien aan de toename van de stand van de grutto, die tussen 1985 en 1995 meer dan verdubbelde! In die hoogtijdagen hadden we kavels in de Hekslootpolder met 6 of 7 gruttonesten. Een ongekende weelde. Hoewel de boeren toen al vroeger maaiden konden de nesten behouden blijven door markering van de nesten door vrijwilligers. De boeren maaiden om de nesten heen en bij inscharing van vee werden van te voren nestbeschermers over de nesten geplaatst zodat de koeien de eieren niet konden vertrappen. Maar vanaf de millenniumwisseling trad ook in de Hekslootpolder een sterke afname van alle weidevogels op. De oorzaak was de komst van de vos die zich vanuit de binnenduinrand in het veenweidegebied vestigde. De vos noopte ons te stoppen met de nestbescherming omdat bijna alle door ons gemarkeerde nesten werden gepredeerd terwijl dat percentage voor de komst van de vos rond de 25% schommelde. De vos wist de nesten makkelijk te vinden door simpelweg ’s nachts de sporen van de vrijwilligers door het gras te volgen. De afname was dramatisch, sterker dan elders in den lande omdat twee krachten elkaar versterkten: de predatie door de vos en het noodgedwongen stoppen van de nestbescherming waardoor veel nesten verloren gingen door agrarische activiteiten (rollen, mesten, injecteren en maaien). De kievit handhaaft zich de laatste jaren met rond de 20 paar met name op de kavels van boer Vink die het minst intensief boert van alle boeren in de Hekslootpolder. Daarnaast broedt de kievit en ook de grutto op enkele kavels met late maaidatum (niet maaien vóór 21 juni) die door het Recreatieschap Spaarnwoude zijn ingesteld. De gruttostand was door de stringente nestbescherming enorm toegenomen in de 90-er jaren, maar des te harder gekelderd na de komst van de vos. Een aantal gruttoparen weet zich te handhaven op een viertal kavels met late maaidatum die door onze vereniging vanaf 2010 werd ingesteld. We betaalden boer Vink die het land van projectontwikkelaar Sisselaar mocht beheren een vergoeding om niet vóór 21 juni te maaien. Echter vorig jaar werd dit land verkocht en te vrezen valt dat de overgebleven grutto’s door agrarische werkzaamheden in de knel komen.
Bruine Kiekendief Foto:Willem de Voogt
Soorten die een minder sterk verval laten zien zijn de tureluur die een zeer goed verborgen nest heeft en daardoor minder gepredeerd wordt, de scholekster en de slobeend. Beide laatste soorten staan onder druk, ook landelijk gezien, maar weten zich in de Hekslootpolder op een laag niveau te handhaven. De laagste stand van de slobeend was overigens 2008 met maar 1 broedpaar. De overige weidevogels: zomertaling, veldleeuwerik en graspieper komen niet elk jaar tot broeden. De watersnip broedde in het begin van onze telreeks in de Hekslootpolder, met zelfs twee broedparen in 1984 maar is sinds de millenniumwisseling in heel Nederland teruggedrongen tot reservaatgebieden. In heel Noord-Holland broedden in 2010 nog maar 50 paar watersnippen. Zo’n nat graslandgebiedje ligt bij Zwanenburg direct aan de ringvaart in de Haarlemmermeerpolder waar water door de dijk sijpelt en de boer niet met machines het land op kan. Juist hier broedden de laatste watersnippen van onze omgeving. Een andere zeer zeldzame weidevogel is de kemphaan. Tot in de jaren zeventig was er een arena in de Hekslootpolder waar de hanen van deze soort strijden om de dominante posities.
Tabel 1. Aantal territoria van weidevogelsoorten in de Hekslootpolder tussen 1985 en 2015.
De hennen komen op de arena voor de bevruchting en zoeken na de paring een rustige plek om te nestelen. Een andere arena in onze regio was bezet tot in de 90-er jaren: de arena bij het plasje van Spaarnwoude aan de Kerkweg. In de telperiode van de afgelopen 30 jaar heeft er mogelijk een broedgeval plaatsgevonden in de Hekslootpolder en wel in 1989 toen er meerdere keren een kemphen met vliegvlugge jongen is waargenomen.
Watervogels nemen toe.
In tegenstelling tot de weidevogels laten de watervogels in de afgelopen 30 jaar een groei zien zowel in soorten als in aantallen. Naast de slobeend en de zomertaling die beiden tot de weidevogels worden gerekend kun je nog 5 soorten eenden en sinds de 90-er jaren ook 3 soorten ganzen met jongen tegenkomen in de Hekslootpolder.
De wilde eend is de meest talrijke met door de jaren heen vaak rond de 50 broedparen. Ze broeden in de Hekslootpolder voornamelijk op de grond, in het gras of in het riet maar ook onder bruggetjes, in duikers of op een geknotte wilg. De kuifeend is een late broeder. Omdat de jongen alleen dierlijk voedsel nuttigen moet de macrofauna zich voldoende hebben ontwikkeld. Elk jaar broeden er tussen de 3 en 8 paren. De krakeend is een soort die sinds de 80-er jaren van de vorige eeuw een enorme groei heeft gekend. Van 1 broedpaar in 1985 is de soort gegroeid tot 17 paar in 2015. Van oorsprong een Oost-Europese broedvogel heeft de krakeend zich sterk naar het westen uitgebreid.
De bergeend is een holenbroeder en daarom de enige eendensoort waarvan het vrouwtje geen schutkleur behoeft tegen predatoren. Van oudsher broedde de soort in konijnenholen langs de kust maar door de komst van de vos heeft de bergeend zich steeds vaker gevestigd in het binnenland. Ze broeden daar in achtergelaten riool en pvc-buizen en hooibalen. In de Hekslootpolder varieert het aantal tussen de 5 en 14 territoria maar slechts enkele paren komen tot broeden in de bunkers van de Stelling van Amsterdam. Zoveel wintertalingen als er in de winter voorkomen in de Hekslootpolder, zo zeldzaam is hij in de zomer. Deze fraaie kleine eendensoort broedt graag in rustige waterrijke gebiedjes met dichte oeverbegroeiing. Vooral in heide- en hoogveengebiedjes met veel vennen in het oosten van het land en in Brabant maar soms ook in veenweidegebieden. Een niet jaarlijkse en zeldzame broedvogel van de Hekslootpolder die je gemakkelijk over het hoofd ziet. De ganzen kwamen in het begin van onze telreeks als broedvogel niet voor. Nu broeden er twee exoten en een inlandse soort in de Hekslootpolder. De eerste vestiging was in 1989 van de nijlgans. Van oorsprong afkomstig uit de Nijldelta van Noord Afrika, ontsnapte deze soort uit waterwildcollecties op meerder plaatsen in Europa. De soort bleek winterhard en zeer succesvol. In de Hekslootpolder sinds 1989 met nu rond de 5 broedparen. Ze broeden in het riet of in de vegetatie van de eilandjes in de Klutenplas. Ook broedde een paar op de ooievaarspaal voordat die omwaaide tijdens een storm. Na de broedtijd en in de winter verzamelt de soort zich in grote groepen. Langs het Spaarne aan de rand van de Hekslootpolder tellen we er soms meer dan 150. In 1999 broedde het eerste paar grauwe ganzen in de polder. Ze namen toe tot 9 paar in 2014 maar ze lijken zich in aantal te stabiliseren. Wellicht onder invloed van de jachtdruk want sinds 2008 wordt er weer gejaagd op ganzen in de Hekslootpolder omdat het gebied binnen de 10 km. grens van Schiphol ligt waarbinnen gejaagd mag worden om de kans op botsingen met opstijgende en landende vliegtuigen te verkleinen. In de winter worden groepen ganzen geteld in de Hekslootpolder van meer dan 1500 exemplaren. De enorme toename van de grauwe gans in Nederland heeft te maken met het effect van de Oostvaardersplassen, het enorme moerasgebied in de Flevopolders waar veel grauwe ganzen en ook andere soorten moerasbewoners tot broeden komen en van waaruit de rest van Nederland is gekoloniseerd. In 2004 werden de eerste broedgevallen van de Canadese gans vastgesteld. Van oorsprong een Noord Amerikaanse soort maar al enkele eeuwen in Engeland broedvogel. Vanaf 1950 verovert deze gans Midden en West Europa. In de Hekslootpolder broeden 2 tot 5 paar maar er worden groepen geteld van meer dan 50 exemplaren.
IJsvogel: Foto:Willem de Voogt
Meer dan ganzen en eenden.
Nog enkele soorten watervogels komen in de Hekslootpolder tot broeden. De fuut kwam vroeger, tussen 1980 en 1990 in een kleine kolonie van 6 paar tot broeden rond Fort Spaarndam Zuid. Nu is het een jaarlijkse broedvogel met tussen de 2 en 6 broedparen. Hun drijvende nesten liggen vaak verankerd tussen het riet en de ouders dragen hun gestreepte jongen vaak op de rug met zich mee. Dat verschijnsel is ook te zien bij de Knobbelzwaan die jaarlijks met enkele paren in de Hekslootpolder broedt. Deze vogel is pas na 3-4 jaar geslachtsrijp en bezet dan een territorium. Jonge dieren zoeken vaak de veiligheid van de groep en in de Hekslootpolder hebben we grote groepen gehad van tot wel 150 exemplaren. De laatste jaren treedt deze groepsvorming niet meer op in de Hekslootpolder. De meerkoet is een zeer algemene en stabiele broedvogel van de Hekslootpolder. Door de jaren heen met rond de 30 broedparen. Gedurende het broedseizoen zijn deze vogels zeer territoriaal en dulden geen soortgenoten in hun buurt. Zo anders is het beeld in de winter wanneer grote groepen meerkoeten van honderden exemplaren vreedzaam grazend de kavels grasland bevolken.
Veel minder opvallend maar toch altijd aanwezig is het waterhoen. Dit prachtige hoen is schuw en wordt meestal onderteld. In de Hekslootpolder lijkt de stand de laatste jaren wat af te nemen maar deze soort kan door wintersterfte behoorlijk fluctueren.
Rietvogels nemen ook toe.
In de loop van de afgelopen 30 jaar zijn de rietkragen in de Hekslootpolder een stuk breder geworden en achter de klutenplas heeft zich een groot stuk rietveld ontwikkeld wat overloopt naar het riet van de Liniegracht. Het riet meet hier en daar meer dan 100 meter in het vierkant. Dat deze ontwikkeling interessant is voor een aantal soorten zal hierna blijken. De soorten die in de Hekslootpolder van oudsher voorkomen zijn kleine karekiet, rietzanger, rietgors en bosrietzanger. In de beginjaren van onze telreeks waren de aantallen van deze soorten op de vingers van een hand te tellen maar de aantallen zijn toegenomen en meer dan de verdubbeling van het rietareaal zou doen vermoeden. De kleine karekiet zat tot voor kort boven de tien broedparen maar zakte in 2015 terug tot 5. Mogelijk heeft deze soort te lijden gehad van de baggerwerkzaamheden in 2015 maar ook de toegenomen verruiging van het riet is nadelig voor deze soort. Een soort die hier juist van profiteert is de rietzanger en bosrietzanger. De rietzanger neemt vanaf 2002 spectaculair toe tot bijna 30 broedparen. Deze soort is overal in het land toegenomen. Achtergrond van deze toename is de droogte in de Sahel, het overwinteringgebied van de rietzanger, in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Het ging toen erg slecht met de soort en zij kwam zelfs op de Rode Lijst terecht. Maar een snel en langdurig herstel is daarna opgetreden en overal in de Hekslootpolder is in het voorjaar zijn leuke baltsvlucht te bewonderen. De rietgors is ook sterk toegenomen. De soort stelt geen hoge eisen aan zijn biotoop en als de verruiging toeneemt nemen ook de rietgorzen toe. Een deel van de rietgorzen overwintert in Nederland en ze leven dan van zaden. Het mannetje heeft een simpel drietonig liedje maar is goed te herkennen aan zijn pikzwarte kop. De bosrietzanger komt als laatste terug uit zijn overwinteringgebied. Pas na half mei kan je zijn snelle liedje horen. En na ruim 2 maanden is hij alweer weg. Ze houden van rommelige hoekjes en opgaande ruigtes met wat struiken en bosjes. De aantallen blijven bescheiden maar nemen toe. Naast deze 4 algemene soorten zijn vanaf 1998, in de zich langzaam uitbreidende rietvegetatie, nieuwe rietvogelsoorten in de Hekslootpolder komen broeden. Eerst de blauwborst, kort daarop gevolgd door de snor, de waterral en sprinkhaanzanger. Klap op de vuurpijl was het territorium van de Roerdomp in 2004 en het broedgeval van een baardmannetje in datzelfde jaar, maar dat bleek een incident. Alleen de blauwborst en de waterral zijn soorten die elk jaar en ook met meerdere broedparen tot broeden komen maar ook in 2005 en 2012 was de roerdomp met een territorium aanwezig en de bruine kiekendief broedde vanaf 2010 4 jaar op een rij in het hierboven genoemde rietveld achter de klutenplas. Het zal duidelijk zijn dat de potentie voor veel soorten, waaronder zeldzame soorten, in de Hekslootpolder aanwezig is. Dat is reden genoeg om te bezien of met gerichte maatregelen een natuurontwikkeling kan worden gerealiseerd die deze verhoging van de natuurwaarden mogelijk maken.
Tabel 2. Aantal territoria van rietvogelsoorten in de Hekslootpolder tussen 1985 en 2015.
Kleine zangers zitten in de lift.
Aan de randen van de Hekslootpolder liggen respectievelijk twee begraafplaatsen, een volkstuincoplex en een lange rij woonboten met tuinen. Dit zijn prima plekken voor een aantal zangvogels, die, al dan niet geholpen door nestkasten, hier tot broeden komen. De broedvogels van de begraafplaatsen en het volkstuincomplex zijn niet meegeteld door ons maar tussen de volkstuinen en de woonboten ligt een gebiedje dat aan het verruigen is en eigenlijk bestemd was voor de aanleg van een weg. Die is er nooit gekomen, wel een aantal zangvogels die het daar goed naar de zin hebben. Zo noteerden we territoria van tjif tjaf en fitis, roodborst en vink, kool- en pimpelmees, merel en heggemus, groenling en winterkoning maar de laatste jaren ook wat minder voorspelbare soorten als grasmus, zwartkop, tuinfluiter en nachtegaal. Vogels die het wat meer van de open ruimte moeten hebben zijn de putter, de kneu en de ringmus. Putter en kneu zijn vaak in groepjes rond de klutenplas te vinden waar ze zaad vinden van distels, kruiden en ruigtevegetatie. Met de putter gaat het goed in Nederland maar de kneu gaat gestaag achteruit. De ringmus heeft het als boerenlandvogel moeilijk. Ze hebben voldoende zaaddragende kruiden en landbouwgewassen nodig en voor het broeden boomholtes of gebouwen met nestholtes. Zo broedde de soort jarenlang met meerdere paren onder de pannen van het gemaaltje aan de Slaperdijk maar verdwenen ze toen er ijzeren golfplaten op werden gelegd. Nu broeden ze incidenteel nog in nestkasten.
IJsvogel: Foto:Willem de Voogt
En dan nog soorten van de buitencategorie….
Een aantal soorten kunnen we niet in de hierboven genoemde categorieën kwijt. Het gaat om enkele zeer verschillende soorten die ook heel verschillende eisen aan hun biotoop stellen. En er zijn soorten bij die zich zowel in de stad als op het platteland goed thuis voelen. Zwarte kraai, ekster, houtduif en turkse tortel broeden in de Hekslootpolder steevast met tussen de 1 en 4 broedparen. De zwarte kraai ontbrak bij het begin van onze telreeks maar de laatste jaren broedt hij met 3 á 4 paar in de hoge bomen van de begraafplaats of langs het Spaarne en de woonboten. Ze eten alles, van wurmen tot kikkerdril en van verkeersslachtoffers tot weidevogelkuikens. Maar ook menselijk afval en zaden en vruchten. De soort is de afgelopen 20 jaar in Nederland in aantal verdubbeld en hun belangrijkste ecologische taak bestaat in het leveren van nesten voor boomvalk, torenvalk en ransuil, soorten die zelf geen nest bouwen. Zwaluwen zijn met twee broedvogelsoorten aanwezig. De boerenzwaluw broedt al sinds mensenheugenis in de boerenschuren en hooimijten langs de Vergierdeweg met tijdens onze telreeks rond de 6 broedparen. De huiszwaluw is broedvogel vanaf 2002. Deze soort begon met twee nestjes bij boer Vink maar in 2006 ontstond een kolonie aan de huizenrij in de bocht van de Vondelweg. De kolonie groeide van 19 naar meer dan 40 nesten en doorstond enkele “aanslagen” toen het houtwerk geschilderd moest worden en alle nesten werden verwijderd door de woningbouwvereniging. De eerste keer hebben wij toen, voor de vogels terugkwamen, kunstnesten opgehangen die bij terugkeer van de vogels direct werden bezet. In 2013, bij de tweede verfbeurt, heeft de woningbouwvereniging dat gedaan, inclusief poepplankjes onder de nesten ter bescherming van de bewoners. Klasse! Huiszwaluwen jagen graag op muggen boven open water en het is niet toevallig dat de kolonie ontstond nadat het brede water naast de recreatiestrook parallel aan de Vondelweg werd gegraven.
Kluten: Foto:Willem de Voogt
Natuurontwikkeling in de Oude Spaarndammer Polder.
De aanleg van de Klutenplas met de twee eilandjes in de bocht van het Assendelvervoetpad is een verhaal apart en heeft de nodige nieuwe soorten opgeleverd. Vóór de aanleg van de Klutenplas broedden incidenteel kluten in de Hekslootpolder op de randen van ondiepe slootjes. Jonge kluten konden na het uitkomen in die droogvallende slootjes voedsel vinden. Die kluten waren afkomstig van het gebied boven het IJ in Spaarndam waar een golfbaan werd aangelegd en ze van hun broedterrein, akkers met droogvallende slootjes, werden verdreven. De Klutenplas voorzag duidelijk in een behoefte want de al aanwezige kluten kwamen hier langs de randen broeden en verdwenen uit de graslanden. De twee kleiige eilandjes kalfden door golfslag af en kregen steile oevers en begroeiden totaal. Slechts nijlgans en meerkoet en eenmaal een paar zilvermeeuwen kwamen hier tot broeden. Maar toen de eilandjes werden omgevormd tot grindeilandjes met aflopende oevers werden ze direct bevolkt door kluten (hoogste aantal broedparen:12 in 2006), visdieven vanaf 2005 (hoogste aantal 7 paar in 2006) en een enkele scholekster en kleine plevier. De broedresultaten zijn wisselend. Meerdere keren zijn de eilandjes gedurende het broedseizoen bezocht door de vos die alle op dat moment aanwezige nesten predeerde. Toch komen er elk jaar jonge kluten groot die direct na het uitkomen door hun ouders vanaf de eilandjes worden meegenomen naar de ondiepe randen van de plas waar ze fourageren op insecten en bodemdiertjes. In 2015 begon Peter Davids een experiment met twee vlotjes die onder water verankerd werden aan een paal. De vlotjes zijn 1 vierkante meter groot en bedekt met grind. Het leverde direct resultaat op. Een kokmeeuw vestigde zich en had twee grote jongen totdat de vos ook dit nest predeerde. Dit was het eerste broedgeval van de kokmeeuw binnen onze telreeks en op het moment dat ik dit schrijf broeden twee paar kokmeeuwen op de twee vlotjes. Vanaf 1992 broedt de fazant in de Hekslootpolder terwijl de patrijs in 1996 verdween. En dat is tekenend voor de ontwikkeling van agrarisch Nederland. Door schaalvergroting, bemesting, ontwatering en steeds vroeger maaien worden vogels die in het grasland broeden steeds meer teruggedrongen. Daarnaast zijn er in het gemillimeterde en eentonige grasland te weinig insecten en te weinig dekking tegen predatoren voor de kuikens. Tegelijkertijd verruigen sommige hoekjes van ons landschap waar de fazant dekking én nestgelegenheid vindt. De fazant leeft in harems waar een haan meerdere hennen om zich heen verzamelt. Daarom spreek je van territoriale hanen als je het over het aantal fazanten hebt. Een tot drie hanen kunnen zo voor meer dan 50 nakomelingen zorgen in de Hekslootpolder. De witte kwikstaart, dat vrolijke drukke vogeltje dat vroeger vaak de top van de kerstboom sierde, broedt jaarlijks met 1 tot 3 paar in de Hekslootpolder. De soort is aan menselijke activiteit en bebouwing gebonden en broedt graag in gaten en holten van schuren en gebouwen. Ze broeden vaak in een nis van het gemaaltje aan de Slaperdijk en langs de Oude Vergierdeweg. Een echte zomervogel van april tot september die zijn ren-fladderjacht overal op open plekken uitvoert met name rond de Klutenplas.
Kokmeeuw: Foto:Peter Davids
Een paar maten groter dan de kwikstaart broedt de blauwe reiger in een kleine kolonie net buiten de Hekslootpolder in de naaldbomen rond het crematorium aan de Oude Vergierdeweg. Soms al in februari op de eieren en het hele jaar door fouragerend in de Hekslootpolder. De kolonie varieert van 5 tot 10 nesten en lijkt weinig toekomst te hebben omdat de bomen langzaam maar zeker op hun einde lopen. De ijsvogel is een soort die je niet snel verwacht in veenweidegebieden maar toch is de soort een vaste broedvogel van de oevers van Fort Spaarndam-Noord en een onregelmatige broedvogel van de oevers van Fort-Zuid. Dit laatste Fort ligt aan de rand van de Hekslootpolder en heeft er in feite, als onderdeel van de Stelling van Amsterdam, voor gezorgd dat de Hekslootpolder gevrijwaard werd van bebouwing omdat Fort Zuid een vrij schootsveld diende te hebben. Door de zware storm van 2014 zijn veel populieren op Fort Zuid omgewaaid en hebben met hun wortels grote delen van de oevers omhooggetrokken. Mooie plekken voor de ijsvogel om hun nestgang in te graven en dankzij de zachte winters van de laatste jaren worden steeds vaker ijsvogels gezien. Buiten de bruine kiek, die we al hebben besproken, komen nog twee roofvogels in de Hekslootpolder tot broeden. Allereerst de torenvalk die in het begin van onze telreeks jarenlang nestelde in een door ons aan een grote populier opgehangen nestkast aan de rand van de begraafplaats. Ook zeker zes jaar lang werd gebroed in de nestkast die door de Volkstuinvereniging op een ijzeren paal werd geplaatst op hun complex. Maar de laatste jaren is hij afwezig. Wellicht heeft het te maken met de steeds hoger wordende begroeiing onder de kast en de toename van eksters en kraaien. De torenvalk is sterk afhankelijk van het aantal veldmuizen en neemt de laatste 20 jaar in aantal af (minstens 30% in Nederland). Afgelopen winter hebben we hem weer veel gezien in de Hekslootpolder dus een nieuw broedgeval is zeker mogelijk. Een soort die nog meer tot de verbeelding spreekt is de kerkuil. Deze uil met zijn prachtige hartvormige gezichtssluier broedde vroeger tot de strenge winter van 1962/63 met tussen de 2 en 3000 paren in ons land. Na deze zeer strenge winter bleven daar maar enkele tientallen van over. Dit komt omdat de kerkuil een standvogel is die slechts kleine vetresreves kan opbouwen. Bij een langdurige sneeuwrijke winter sterven ze massaal. De stand herstelde tot ongeveer 500 paar maar na de winter van 78/79 waren we weer terug naar 100 paar. Het grote herstel trad in tijdens de jaren 80 en 90 door het “Soortbeschermingsplan Kerkuil”. Lokale werkgroepen zorgden voor meer dan 10.000 nestkasten verspreid over het hele land en overheidsinstanties financierden aangepast beheer en agrarisch natuurbeheer. De stand van de kerkuil herstelde tot meer dan 2000 broedparen rond de eeuwwisseling. In 2009 broedde de kerkuil voor het eerst in de Hekslootpolder in een kast die daar al 15 jaar hing.Vier jongen werden grootgebracht en geringd evenals het jaar daarop. In 2013 was er een nieuwe broedpoging maar het legsel (4 eieren) werd verlaten door onbekende oorzaak. Verstoring leek uitgesloten omdat niemand toegang had tot de nestplaats. Wellicht werd het mannetje verkeersslachtoffer en was er geen aanvoer meer van prooi waardoor het vrouwtje het legsel heeft moeten verlaten. Omdat kerkuilen vaak op geringe hoogte jagen worden ze vaak slachtoffer van het verkeer.
Kerkuil: Foto: Ruud Leblanc
Tenslotte….
Als we de broedvogelgegevens van de afgelopen 30 jaar onder elkaar zetten valt op dat de weidevogels vooral na de komst van de vos en het daarmee samenhangend einde van de nestbescherming in een vrije val terecht zijn gekomen en zich de laatste jaren op een laag niveau lijken te handhaven. Maar het is een wankel evenwicht. Het Recreatieschap heeft dit jaar bij het verpachten van haar gronden aan de boeren alle beperkingen laten vallen in ruil voor hogere pachtprijzen. Dit heeft tot gevolg dat latere maaidata, waardoor kuikens nog enige kans krijgen vliegvlug te worden, niet meer bindend zijn voor de boeren. Mijns Inziens een slechte beurt voor het Recreatieschap die haar weidevogeldoelstelling, althans voor de Hekslootpolder, voor een paar centen opoffert. Het gaat immers maar om een handvol kavels. Een positief bericht is dat de gemeente Haarlem subsidie wil verlenen aan natuurontwikkeling in de Hekslootpolder en het enkele jaren geleden ontwikkelde plan om dit gestalte te geven langs het Assendelvervoetpad weer uit de bureaula is gehaald. Samen met de Vereniging Behoud de Hekslootpolder, de Vogelwerkgroep Zuid Kennemerland en Landschap Noord Holland wordt bekeken of de weidevogels in de Hekslootpolder de helpende hand kan worden geboden. U zult hier via het Hekslootnieuws en de Fitis zeker meer over horen. Als we kijken naar de andere groepen vogels in de Hekslootpolder blijkt dat de water- en rietvogels zowel in soorten als aantallen over het algemeen toenemen. En daar zijn verassende soorten bij zoals de bruine kiek, kleine plevier, roerdomp, ijsvogel en kerkuil. Deze laatste soorten broeden tot nu toe incidenteel en niet jaarlijks in de Hekslootpolder. Maar soorten als kluut, visdief, blauwborst, waterral, grasmus en kokmeeuw zijn soorten die vanaf de eeuwwisseling vaste en jaarlijkse broedvogel zijn geworden en 30 jaar geleden niet in de Hekslootpolder broedden. We kijken nog even naar het totaal aantal soorten en het totaal aantal territoria. Het valt op dat het aantal soorten broedvogels in de Hekslootpolder sterk is toegenomen: van 28 in 1985 tot 54 in 2015, bijna een verdubbeling! Het totaal aantal territoria is in de loop van onze telreeks wat wisselend. 1995 spant de kroon mat 425 territoria : een nog zeer hoge weidevogelstand en een toegenomen soortenrijkdom. Na een dip in 2005, toen het aantal territoria onder dat van 1985 zakte neemt dat aantal de laatste jaren weer sterk toe o.a. door de grote kolonie huiszwaluwen en de nog steeds toenemende soortenrijkdom.
Tabel 3: totaal aantal soorten broedvogels en territoria in de afgelopen 30 jaar.
Hoe moeten we bovenstaande ontwikkeling nu duiden. Feit is dat de vogels van het agrarisch landschap het zeer moeilijk hebben in ons land en dus ook in de Hekslootpolder. En die ontwikkeling zet, ondanks de nodige positieve initiatieven, nog steeds door.
Daar staat tegenover dat een toename en herstel van een aantal soorten positief en hoopgevend genoemd kan worden. Een algemene en eensluidende eindconclusie is daarom moeilijk te formuleren. Wat vaststaat is dat de Hekslootpolder een prachtig veenweidegebied is dat steeds meer soorten vogels aantrekt en ook weer stijgende aantallen territoria herbergt. Maar of de weidevogels hier nog een toekomst hebben hangt af van de inzet en wil van meerdere partijen: boeren, vrijwilligers, recreatieschap en politiek maar vooral of deze partijen gezamenlijk tot gerichte afspraken en maatregelen kan komen. Leidraad zou moeten zijn dat onze samenleving en daarmee ook het agrarisch bedrijf moet transformeren naar een duurzame samenleving waar efficiëntie en economisch gewin niet meer de allesbepalende factoren zullen zijn.
Tom van den Boomen.
Broedvogels tot en met 1983
Broedvogels
Vanaf 1983 tot heden werden in de Hekslootpolder en Oude Spaarndammerpolder broedvogeltellingen gehouden. De eerste jaren werden deze tellingen verricht volgens de provinciale richtlijnen, de zogenaamde P.W.S.-methode. Vanaf 1989 werd overgestapt op de B.M.P.-methode (Broedvogel Monitoring Project) die overal in Nederland werd geïntroduceerd en gevolgd. Deze door SOVON (Samenwerkende Organisaties Vogelonderzoek Nederland) ontwikkelde methode voorzag erin om de aantalontwikkeling van soorten door de jaren heen goed te kunnen volgen. De methode gaat er bij open landschappen als de Hekslootpolder vanuit dat je gedurende het broedseizoen vijf tellingen verricht en alle potentiële broedvogels intekent op kaarten. Daarnaast wordt het gedrag van de vogels bekeken en een bepaalde code toegeschreven. Na deze tellingen worden door de tellers soortkaarten gemaakt van alle broedvogels. Via het clusteren van verschillende waarnemingen wordt bepaald hoeveel paren dat seizoen een territorium in het gebied hadden. Buiten het plezier dat je als teller kan beleven aan het tellen van vogels is het uitermate nuttig werk. Het is belangrijk om te weten hoeveel vogels in een bepaald gebied broeden, waar ze dat doen en of ze in aantal toe- of afnemen. Want bescherming van vogels begint bij het verzamelen van gegevens. Als iedereen volgens een bepaalde methode telt worden de gegevens betrouwbaar en kan je ze onderling en van jaar tot jaar vergelijken. De broedvogelpopulatie in de Hekslootpolder laat door de jaren heen heel wat veranderingen zien. Sommige soorten zijn als broedvogel verdwenen, zoals de watersnip. Andere soorten zijn gekomen zoals de kluut en de grauwe gans. Een aantal soorten vertoont grote schommelingen per jaar. Per soort wordt aangegeven wat de mogelijke oorzaken zijn van deze veranderingen en of deze ook elders in het land optreden. Soms is de oorzaak van de verandering duidelijk, maar even zo vaak kun je er alleen maar naar gissen. De weidevogels worden het meest uitvoerig behandeld omdat de Hekslootpolder van oudsher bij uitstek een weidevogelgebied is. Daarnaast biedt de polder een keur aan zwanen, ganzen, eenden, rietvogels en nog veel meer. Eigenlijk te veel om op te noemen. We doen het toch.
Weidevogels, een typisch Nederlands verschijnsel
Tot de weidevogels worden die soorten gerekend die voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van het agrarisch gebruikte grasland als broedgebied. In de Hekslootpolder broeden nog elk jaar vijf soorten weidevogels in min of meer redelijke aantallen. Dat zijn kievit, grutto,tureluur, scholekster en slobeend. De weidevogels bereikten hun hoogste aantallen in Nederland in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw. Vanaf de jaren zestig begon de ontwatering en intensivering van het graslandgebruik tot een achteruitgang van de weidevogels te leiden. Dit verval zette in de jaren tachtig en negentig door en heeft geleid tot een sterke afname van vrijwel alle soorten. Doordat de graslanden in Nederland steeds vroeger gemaaid worden krijgen de meeste nesten en kuikens geen
kans. Vooral de soorten die wat later in het voorjaar broeden hebben hiervan te lijden. De jonge kuikens die de maaimachines overleven hebben vervolgens te weinig dekking tegen predatoren envinden te weinig insecten in het gemillimeterde gras. Bovendien is er plaatselijk sprake van hoge predatiedruk door vossen en zwarte kraaien.
Leendert Noordzij
In de Hekslootpolder hebben we pas sinds de jaren negentig van de vorige eeuw te maken met een achteruitgang van de weidevogels. Omdat het grasland vrij extensief werd beheerd en de waterstand relatief hoog bleef had de Hekslootpolder een zeer goede weidevogelstand behouden. Alleen zeer kritische soorten zoals watersnip en kemphaan verdwenen in de jaren tachtig en negentig. Door de nestbescherming in de jaren 1994 tot en met 2000 namen meerdere soorten zelfs toe terwijl vrijwel overal de weidevogels in aantal sterk achteruitgingen. In 1997 en 1998 zie je opeens een sterke afname van het aantal weidevogels. Dit had te maken met de uitvoering van het inrichtingsplan. Vooral aan de stadsrand, langs de Vondelweg waren grote machinesmaandenlang bezig met het graven van een brede watergang en het opwerpen van een aarden wal. Kort daarvoor werd hier nog een persleiding voor aardgas aangelegd. Na een toename in 1999 namen de aantallen weer significant af, nadat de vos zijn intrede had gedaan in de polder en de vrijwilligers noodgedwongen moesten stoppen met de bescherming van de nesten. Het bleek namelijk dat 90% van de nesten werd gepredeerd, terwijl dat percentage voorheen steeds rond de 25% schommelde. De vos wist de beschermde nesten gemakkelijk tevinden door simpelweg de sporen van de vrijwilligers te volgen die een bezoek hadden gebracht aan het nest.De sterke afname van de aantallen weidevogels in de Hekslootpolder van de laatste jaren heeft zowel te maken met structurele oorzaken als grondwaterpeilverlaging, intensivering van de landbouw, zware bemesting en het steeds vroeger maaien alsmede met de komst van de vos, waardoor de nestbescherming moest worden gestopt. We moeten nadenken over maatregelen om deze trend te keren. Mogelijk dat experimenten met nestbeschermers die vossen weren, soelaas kunnen bieden.
De stamgasten onder de weidevogels
De kievit is onze meest bekende weidevogel. Oorspronkelijk was de soort een bewoner van steppen in de klimatologisch ezien gematigde streken. De kievit maakte echter gebruik van ontginningen en aanleg van graslanden. Daardoor komt hij nu overal voor in Europa, van Lapland tot de Middellandse Zee. In Nederland broeden veel kieviten vergeleken met de ons omringende landen door het grote graslandareaal dat hier voorhanden is. De laatste decennia broedt de kievit ook steeds meer op akkers. Kleinere aantallen broeden in de duinen en op de kwelders. De kievit is een oogjager en zijn voedsel bestaat voornamelijk uit ongewervelden die van het bodemoppervlak worden
gepikt. De beste kievitgebieden in Nederland zijn te vinden in Friesland, Noordwest- Overijssel, Noord-Holland en het Utrechts-Zuid-Hollandse veengebied. In Zuid- en Oost-Nederland broeden veel kieviten op de zandgronden. Hier broedt 40-80% van de vogels op bouwland. Waarschijnlijk broedt tegenwoordig al de helft van de Nederlandse kieviten op akkers, waarvan een groot deel op maïspercelen. De kievit is door de jaren heen de meest algemene broedvogel van de Hekslootpolder. Behalve in 2001 en 2004 toen de wilde eend meer territoria had dan de kievit. De eerste gegevens dateren uit 1982 toen er volgens de P.W.S.-telling 93 tot 113 broedparen in de Hekslootpolder verbleven. De soort was zeer stabiel tot 1994 met rond de 100 broedparen. De soort nam in 1995 en 1996 ieder jaar met 10% toe wat waarschijnlijk een gevolg was van de nestbescherming. In 1997 zien we opeens een sterke afname met 30% en het jaar daarop nog eens met 15%. Na vier stabiele jaren met rond de 60 broedparen zakt de soort in 2004 verder weg naar 44 territoria. Deze ontwikkeling is alarmerend. Ook in andere weidevogelgebieden heeft de kievit het moeilijk.
Otto Heijst
In Friesland nam de stand in de afgelopen vijf jaar af met 25%. De grutto, ook wel de koning van de weidevogels genoemd, broedt in de gematigde streken van West-Europa. In Nederland broedt ongeveer de helft van de Europese populatie, waardoor Nederland een grote verantwoordelijkheid draagt voor het voortbestaan van de soort. In Nederland broeden grutto’s vooral in matig tot weinig intensief gebruikte graslanden. Ze houden van kruidenrijke en laat gemaaide hooilanden, waar meer insecten te vinden zijn en de jongen meer kans hebben volwassen te worden. Deze vochtige, niet al te intensief gebruikte graslanden zijn vooral te vinden in het midden en westen van Friesland, Noord-Holland en het groene hart van Zuid-Holland. De intensivering van de landbouw heeft tot een sterke afname van het aantal grutto’s in Nederland geleid. Broedden er in 1975 nog 120.000 paren in ons land, momenteel wordt de stand geschat op hoogstens 50.000 broedparen. De belangrijkste oorzaken voor de terugloop zijn habitatverlies door ontwatering en verstedelijking en het lage broedsucces. Naar verwachting zal de gruttostand verder dalen aangezien veel van de genoemde oorzaken onverminderd
van kracht blijven. De grutto kende in de Hekslootpolder in de jaren tachtig een vrij stabiele stand van rond de 40 broedparen.
Otto Heijst
Door de nestbescherming midden in de jaren negentig klom de stand tot rond de 70 broedparen. Deze ontwikkeling was toen tegenovergesteld aan de landelijke ontwikkeling die een sterke afname van de gruttostand liet zien. Echter na de gedwongen stopzetting van de nestbescherming is de gruttostand weer gezakt naar het aantal van begin jaren tachtig. Dat is altijd nog beter dan de landelijke trend waarbij sinds de jaren tachtig de stand ongeveer gehalveerd is. Ook in de Hekslootpolderkomen maar weinig kuikens groot, waardoor de aantallen de komende jaren waarschijnlijk verder af zullen nemen. De tureluur broedt in een groot gedeelte van Europa en Azië. Het nest ligt goed verscholen tussen het gras in een kuiltje. Ze broeden later dan kievit en grutto. De tureluur broedt in Nederland vooral in open vochtige graslanden en relatief veel aan de kust in brakke en zoute omstandigheden, zoals kwelders en schorren. De tureluur is een kritische weidevogel, wat betekent dat er hoge eisen gesteld worden aan het leefgebied. De voorkeur gaat uit naar vochtige, kruidenrijke graslanden. Verandert dit leefgebied dan weet de tureluur zich daar niet e handhaven. In Oost- en Zuid-Nederland komt de tureluur niet veel meer voor sinds de jaren zeventig. In de rest van Nederland weet de soort zich te handhaven met zelfs hier en daar een lichte vooruitgang. Dit lijkt opmerkelijk maar heeft waarschijnlijk te maken met het foerageergedrag van de oudervogel met jongen. Deze families zoeken gemaaide of beweide percelen op, of gaan foerageren in greppels of drooggevallen sloten. Daardoor vallen minder jongen ten prooi aan maaimachines. De huidige stand in Nederland schommelt rond de 20.000 broedparen en was 25 jaar geleden 30.000 broedparen.
Dat de tureluur zo talrijk is in de Hekslootpolder komt door het vochtige karakter van het grasland en de vele ondiepe en droogvallende slootjes in de zomer. De stand schommelt al vanaf het begin van de tellingen tussen de 20 en 30 broedparen met het hoogtepunt van 32 broedparen in het jaar dat de nestbescherming stopte. De soort reageerde minder positief op de nestbescherming maar ook minder negatief op de komst van de vos. Dit heeft te maken met het feit dat een tureluurnest heel moeilijk te vinden is, zowel voor nestbeschermers als voor vossen. Toch zoekt de vogel vaak bescherming bij kievit, scholekster of grutto door op enkele meters van hun nesten het eigen nest te maken. Zo profiteren ze van het agressieve verjaaggedrag van de grote weidevogels op indringers zoals kraaien en meeuwen. De scholekster is de meest verspreid voorkomende steltloper in ons land. Hij broedt vrijwel overal, maar komt het meest voor in het noorden en westen van het land. In het Waddengebied behaalt de scholekster de hoogste dichtheden. In het binnenland houden scholeksters van afwisselend gras- en akkerland. Ze nestelen dan graag op losse grond en foerageren op grasland. De scholekster is van oorsprong een kustvogel maar breidde zijn broedgebied vanaf het begin van de 19e eeuw via Friesland en Holland uit naar alle delen van ons land. De soort nam overal toe tot eind vorige eeuw. Vanaf de negentiger jaren nemen de aantallen weer af wat waarschijnlijk veroorzaakt wordt door de intensivering van de landbouw. Door maaien gaan veel jongen en legsels verloren. Daarnaast speelt een hoge wintersterfte een rol bij gebrek aan voldoende voedsel. Oorzaak hiervan is de overbevissing van mosselen en andere schelpdieren. Een opvallende ontwikkeling is het nestelen van scholeksters op daken. Dit is mogelijk doordat de jongen worden gevoed totdat ze kunnen vliegen. Op het grind van platte daken worden met succes jongen grootgebracht. De scholekster is in de Hekslootpolder de afgelopen twintig jaar van rond de 25 jaar begin jaren negentig afgenomen tot 15 paar nu. Hoewel de Hekslootpolder geheel uit grasland bestaat, valt op dat de scholekster voorkeur heeft voor de hogere delen van de polder en voor de niet-begroeide gedeelten. De slobeend wordt gerekend tot de weidevogels omdat deze soort vrijwel alleen in graslanden tot broeden komt. Hij komt dan ook vooral voor in de laaggelegen delen van ons land. Er broeden in Nederland meer slobeenden dan in
de ons omringende landen en dat heeft alles te maken met de vele waterrijke
graslanden in Nederland. De slobeend is een omnivoor en zeeft met zijn opvallend
brede, haast lepelvormige snavel, voorzien van lamellen, kleine voedseldeeltjes uit het water. Ze foerageren bij voorkeur in ondiep, voedselrijk, stilstaand water met een modderige bodem.
De slobeend neemt gestaag in aantal af en ook zijn verspreidings-gebied is gekrompen. Deze afname is te wijten aan de al eerder genoemde intensivering van de landbouw. Daar waar gebieden natter worden (bijvoorbeeld: heide, hoogveen en duinen) vestigen slobeenden zich opnieuw.
In de kerngebieden zoals de lage delen van Noord-Holland liep de stand terug van 1250 broedpaar in de jaren zeventig naar 800 in de jaren tachtig. Omdat de soort een relatief late broeder is (eind april tot in juni) worden nogal wat nesten uitgemaaid. Waren er in de Hekslootpolder begin jaren negentig nog rond de tien broedparen, de aantallen zijn de laatste jaren teruggelopen tot rond de drie broedparen. Wat opvalt is dat de nog broedende paren zich graag vestigen in de nabijheid van het plasje en de paddenpoel.
Weidevogels die vrijwel zijn verdwenen
Een van de meest bedreigde weidevogelsoorten in Nederland is de kemphaan. Het is tevens een van de meest bijzondere. Kemphanen baltsen en vechten met elkaar op ‘arena’s’, ook wel lek genoemd. Dit zijn stille plekjes in het veenweidegebied die meestal iets hoger liggen dan de directe omgeving. De hanen ‘strijden’ met elkaar voor de
dominante posities op deze arena. De hennen komen hier voor de bevruchting en zoeken na de paring een rustige plek om te nestelen. Het nest kan vele kilometers van een arena afliggen. Het haantje bemoeit zich verder niet met de hen en het nageslacht. Tot in de jaren zeventig was er een arena in de Hekslootpolder. De laatste arena van Zuid-Kennemerland was tot in de jaren negentig bij de Spaarnwouderplas te vinden. Jaarlijks zijn er nog wel kemphanen op doortrek in de Hekslootpolder. In de telperiode van de
afgelopen twintig jaar heeft waarschijnlijk één broedgeval plaatsgevonden in de Hekslootpolder en wel in 1989 toen er meerdere keren een kemphen met vliegvlugge
jongen is waargenomen.
Tekening: Roy Slaterus
Op termijn lijkt de kemphaan uit Nederland te verdwijnen. Er broeden nu nog ongeveer 120 paar tegen 1500 broedpaar in 1978. Toch zal de soort niet snel uitsterven. Nederland ligt aan de zuidgrens van het verspreidingsgebied. In Scandinavië en Rusland broeden enkele miljoenen paren. In de Hekslootpolder komen nog honderden watersnippen voor, maar niet als broedvogel. In voor- en najaar is de
polder een zeer geschikt foerageer- en rustgebied voor deze vogel. Zij zijn dan op doortrek naar en van Noordwest- Europa, waar nog ruim een half miljoen paar broeden. In Nederland is de soort echter zeldzaam geworden en vrijwel teruggedrongen tot reservaatgebieden. De belangrijkste oorzaak van de achteruitgang is de overal optredende ontwatering ten behoeve van de landbouw. Daarnaast speelt het egaliseren van de graslanden en het intensieve landbouwkundige grondgebruik een belangrijke
rol. In de Hekslootpolder broedde de watersnip in de jaren tachtig van de vorige eeuw nog jaarlijks met meerdere broedparen. Op dit moment broedt hij nog wel in de directe omgeving. In de Vereenigde Binnenpolder en in een klein graslandgebiedje bij Zwanenburg, waar machines niet kunnen komen vanwege de nattigheid. Hier struikel je over de pollen en gaten van koeienpoten en juist daar broedt de watersnip nog op enkele
percelen. Hier is de karakteristieke baltsvlucht nog te zien, waarbij een mekkerend geluid wordt gemaakt via luchttrillingen door de buitenste staartpennen. Hierdoor heeft ge watersnip de naam ‘hemelgeit’ gekregen. Een zeer zeldzame, fraaie, kleine eendensoort is de zomertaling, die vooral broedt in de laaggelegen delen van het land. De voorkeur gaat uit naar ondiepe stilstaande wateren, liefst omgeven door grasland of moeras. Meestal wordt in grasland gebroed en daarom wordt de zomertaling tot de weidevogels gerekend. Het is wel een kritische weidevogel, die slecht bestand is tegen de veranderingen in het landelijk gebied van de laatste veertig jaar. De stand is in die tijd enorm achteruit gegaan en de landelijke populatie wordt momenteel op 1800 broedparen geschat. Omdat deze soort ook overwintert in de Sahel-zone heeft ze sterk te lijden gehad van de jarenlange uitdroging in deze streek. In de Hekslootpolder broedt de zomertaling niet elk jaar maar toch wel met een zekere regelmaat. De veldleeuwerik staat bekend om zijn uitbundige zang hoog in de lucht, terwijl slechts een stipje van de zanger te zien is. Deze leeuwerik haalt in Nederland zijn hoogste dichtheden in open akker- en heidegebieden. In graslanden liggen de dichtheden lager. Omdat de veldleeuwerik toch voor het grootste deel in de graslanden broedt wordt hij tot de weidevogels gerekend. De stand is enorm achteruitgegaan, van 600.000 broedpaar
in 1975 naar 60.000 broedpaar nu. De oorzaken zijn divers; vergrassing van heide en duinen, vervroegen van de maaidata en een hogere maaifrequentie, verschraling van het aantal gewassen op bouwland, vermindering van aantal en diversiteit van insecten en kruiden in graslanden en akkers. Zo lukt het de veldleeuwerik niet meer zijn twee tot
drie legsels per jaar met succes groot te brengen. In de Hekslootpolder broedde de soort vroeger met meerdere paren. De laatste jaren broedt de veldleeuwerik onregelmatig met hooguit één broedpaar. Graspiepers komen vrijwel overal in ons land voor en worden ook tot de weidevogels gerekend. Ook deze soort is behoorlijk in aantal afgenomen. Er
broeden momenteel 75.000 paar in ons land tegen 150.000 paar in 1975. De meeste moderne graslanden zijn niet meer interessant voor de graspieper. Er wordt te vaak gemaaid, ze hebben een uniforme grasmat en zijn veel te vlak. Een graspieper houdt van bulten en pollen en die komen steeds minder voor. In de Hekslootpolder broedden in de
jaren tachtig nog jaarlijks vier á vijf broedparen. Daarna nam de soort sterk af en verdween uit de polder. De afgelopen twee jaar broedde de soort weer met één paar na vijf jaar afwezig te zijn geweest.
Eenden, altijd aanwezig
Naast de slobeend en zomertaling, die tot de weidevogels worden gerekend, kun je nóg vijf soorten eenden met pullen tegenkomen in de Hekslootpolder. De meest bekende is de wilde eend, een van de algemeenste broedvogels van ons land. De wilde eend heeft een groot legsel, soms tot 12 eieren, en iedereen kent het beeld van deze eend met rond de tien donsjongen achter zich aan. Veel van deze jongen vallen ten prooi aan reigers, vissen, ratten en andere predatoren. Daarnaast sterven veel jongen door kou en slecht weer. Toch hoeven maar twee jongen het volwassen stadium te bereiken om de soort in stand te houden of te laten groeien. De wilde eend broedt voornamelijk op de grond maar soms ook in holtes (bomen en korven) of boven op een geknotte wilg. Zowel landelijk als in de Hekslootpolder worden jaarlijks flinke fluctuaties in de aantallen broedvogels gezien, maar door de jaren heen blijft de dichtheid van deze watervogel in de natte veenweidegebieden hoog. De kuifeend is een late broeder (mei juni). Omdat de jongen alleen dierlijk voedsel tot zich nemen moet de macrofauna zich door de opwarming van het water voldoende hebben ontwikkeld. De kuifeend is een duikeend die voor een belangrijk deel afhankelijk is van de driehoeksmossel, vooral in de winter. Landelijk is de populatie aan broedparen sinds de jaren zeventig meer dan verdubbeld. In de Hekslootpolder laat deze gedrongen duikeend met zijn felgele ogen een wat minder uitgesproken stijging zien. De laatste jaren broedden hier maximaal acht paar kuifeenden.
Leendert Noordzij
Ganzen, nieuw en niet te stuiten
In het begin van de broedvogeltellingen n de Hekslootpolder kwam er geen gans aan te pas. In 1989 werd het eerste roedgeval van een gans, een nijlgans gemeld. van oorsprong komen de nijlganzen oor in de Nijldelta van Noord-Afrika, maar zij ontsnapten uit collecties op verschillende plaatsen in Europa.
Ze bleken zich enorm uit te breiden. In de Hekslootpolder laat deze exoot sinds 1989 een stabiel beeld van één tot vier broedparen zien. Landelijk heeft de nijlgans een enorme groei doorgemaakt van één paar in 1967 tot 4500-5000 paren in 2000. Alle geschikte biotopen van bos, grenzend aan akkers en open water, zijn gekoloniseerd. Nu de broedpopulatie van grauwe gans en Canadese gans ook groeit kan dit invloed gaan hebben op de aantallen van de nijlgans. Omdat ze voor een deel in dezelfde biotopen tot broeden komen, zijn het daar in de toekomst mogelijk concurrenten van elkaar. De inventarisaties tot 2004 lijken deze mogelijke ontwikkeling in de Hekslootpolder nog niet te staven. In 1999 kwam het eerste paar grauwe ganzen in de Hekslootpolder tot broeden, het jaar daarop twee, toen drie en sindsdien kun je er jaarlijks een toenemend aantal paren zien. De koppels vormen vaak samen een grote groep die op de weilanden rondscharrelen. In de jaren zeventig was de grauwe gans in Nederland bijna uitgeroeid. Er werden herintroductieprogramma’s uitgevoerd om de 100 tot 150 broedparen die Nederland toen nog telde te versterken. De grauwe gans heeft sindsdien een spectaculaire terugkeer laten zien. Het eerst in de zich juist ontwikkelende Oostvaarders-plassen, van waaruit de rest van Nederland is gekoloniseerd. De grauwe gans kan, in de natte delen van ons land, tot de gewone broedvogels worden gerekend. In de Heksloot-polder broedt ze in de bredere ontoegankelijke rietkragen. In 2004 werden voor het eerst twee broedgevallen van de Canadese gans vastgesteld. Het is een grote gans met een lange zwarte nek en een zwarte kop met witte wangen. Van oorsprong een Noord-Amerikaanse soort maar al enkele eeuwen in Engeland broedvogelSinds het midden van de vorige eeuw verovert deze gans Midden- en West- Europa. Landelijk laat deze soort de laatste jaren een sterke groei en expansie zien, van vijf paren in 1977 tot 1000 – 1400 paar in 2000. Naar verwachting zal deze soort zich nog verder uitbreiden. In de Hekslootpolder zijn al groepen gezien van meer dan 30 exemplaren.
Nog meer liefhebbers van water
Naast eenden en ganzen zijn nog twee soorten watervogels opvallend aanwezig in de Hekslootpolder, de knobbelzwaan en de meerkoet. Beide kun je in grote groepen tegenkomen. Jaarlijks komen één tot vier paar knobbelzwanen tot broeden in de Hekslootpolder. Vaak zijn er meer zwanen te zien, die als niet territoriumhouders foerageren en op open water de rui doormaken. Deze grote grazers onder de watervogels zijn niet bij alle boeren populair. Hun vraat kan aanzienlijk zijn en hun uitwerpselen worden door het grazende vee gemeden. Zomers komen grote groepen tot 150 exemplaren in de Hekslootpolder voor. Dit zijn jonge nog niet geslachtsrijpe dieren die de beschutting en veiligheid van de groep zoeken. Ze maken dan onder andere de slagpenrui door. Na drie tot vier jaar zoeken knobbelzwanen een partner en bezetten dan een territorium.
Sinds de jaren zestig is de meerkoetenpopulatie aan het groeien. In de grachten van Haarlem worden nesten aangetroffen op rubberbanden, drijfhout en andere objecten die boven water uitsteken. Samen met soorten als fuut en wilde eend heeft de meerkoet zijn schuwheid verloren en de stedelijke gebieden gekoloniseerd. In de Heksloot-polder broedden er tot nu toe jaarlijks minimaal 14 tot maximaal 38 paar van deze donkergerokte bleskoppen. De meerkoet is in de broedtijd een zeer agressieve, territoriale vogel die zelfs de confrontatie met een knobbelzwaan aangaat. In de winter kun je ze in de Hekslootpolder vreedzaam grazend in grote groepen tot 1500 exemplaren aantreffen. De Hekslootpolder gelegen direct aan het Spaarne en de Mooie Nel fungeert dan als verzamelgebied van meerkoeten uit de weide omgeving.
In de Haarlemse grachten is de fuut al jaren een bekende verschijning. De roerloos broedende futen op hun drijvende nesten zijn vaak goed zichtbaar en vrijwel elke Kennemerlander heeft wel eens jonge futen op de rug van oudervogels zien meevaren. Door de jaren heen geeft deze fraaie onderwaterjager als broedvogel van de Hekslootpolder een stabiel beeld van twee tot zes territoria te zien. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw broedden futen in een kleine kolonie van maximaal zes nesten rond het Fort Spaarndam-Zuid. Ook elders in het land kwam dit verschijnsel voor. Na enkele
jaren is deze kolonie uiteengevallen. Minder opvallend maar toch altijd aanwezig is het waterhoen. Het is een schuwe vogel die bij tellingen veelal onderteld wordt. Het waterhoen is weinig kieskeurig qua broedgebied en is samen met de wilde eend de meest verspreide watervogel van Nederland. Fluctuaties in de stand worden voornamelijk bepaald door de wintersterfte. Landelijk lijkt de soort af te nemen, waarbij de oorzaak niet altijd aanwijsbaar is. In de Hekslootpolder schommelt de populatie van deze vogel tussen de 6 en 19 paar.
Slecht gaat het niet met de rietvogels
Vier oude bekenden
Vijf nieuwkomers
De Klutenplas
De ‘klutenplas’
Onderdeel van de inrichting van de Hekslootpolder was het graven van een ondiepe plas ter hoogte van de ‘knik’ in het Assendelvervoetpad. Dit in de hoop de kluut, die onregelmatig tot broeden kwam in de Hekslootpolder, aan het gebied te binden. Dat lukte want sinds het graven van de plas broeden de kluten aan de randen van de plas.
In de plas lagen twee kleine eilandjes die door golfslag steeds meer afkalfden. De
oevers werden steiler en op de kleiige bodem schoot het onkruid hoog op. Zelfs braam en vlier schoten er wortel. De Vereniging Behoud de Hekslootpolder diende in 2003 een voorstel in bij het Recreatieschap om de eilandjes om te vormen. Dit plan werd goedgekeurd en het Schap financierde de kosten. Het plan bestond uit het afvlakken van de eilandjes. Voorts werd antiworteldoek aangebracht onder de waterlijn. Dit doek
werd bedekt met 8 kubieke meter grind. De firma Ekogrön uit Overveen voerde de werkzaamheden uit. Het bleek een schot in de roos want er vestigden zich direct zes paar kluten op de eilanden en een paar scholeksters. Mogelijk dat in de toekomst ook andere soorten door de eilanden worden aangetrokken en hier gaan broeden.
Soorten die hiervoor in aanmerking komen zijn kleine plevier en visdief.
Otto Heijst
Wie profiteren van de plas?
De kluut is een prachtige zwart-witte ateltloper met een omhoog gebogen snavel. Met deze snavel wordt voedsel uit zachte slik en ondiep water gezeefd. Deze soort is daardoor gebonden aan ondiep water met slikkige bodem. De belangrijkste broedgebieden liggen dan ook langs de kusten van Europa, van Zuid-Zweden tot Portugal. In Nederland broedt de soort het meest rond de Waddenzee, in het deltagebied en in de lage polders van Noord-Holland. De kluut is een pionier en koloniseert snel nieuwe broedgebieden als deze zich aandienen. Bijvoorbeeld zandopspuitingen, droogvallende gebieden en natuurbouwprojecten. Het nest stelt niet veel voor. In een kuiltje langs de sloot of tussen de schelpen in het zand legt de vogel vier eieren. In 1991 broedde de kluut voor het eerst in de Hekslootpolder nadat een kleine kolonie kluten werd verjaagd uit de polders boven Het IJ bij Spaarndam voor de aanleg van een golfbaan. In eerste instantie broedden de kluten op de rand van slikrijke droogvallende slootjes in het midden van de polder. Het aantal broedparen bleef beperkt en nam eind negentiger jaren weer af tot een paar in 1998. In 1999 broedde de soort niet in de Hekslootpolder. Toen in 1999 de klutenplas werd gegraven was het direct raak. In 2000 broedden drie paar langs de randen van de plas. De kluut, een Rode-Lijst-soort werd door de aanleg van de plas een vaste broedvogel van de Hekslootpolder.
Willem de Voogt
De kleine plevier is een kleine, onopvallende ateltloper die jaagt op kleine prooidieren als insecten, wormpjes en spinnen. Ze zijn gebonden aan zoet water en broeden op kale of nauwelijks begroeide bodems. Ook de kleine plevier is een pionier die snel nieuwe gebieden in beslag weet te nemen. Door begroeiing of nieuwe bestemmingen veranderen kale gebieden snel en is de kleine plevier genoodzaakt andere broedgebieden te zoeken. De soort is vrij zeldzaam in Nederland. Er broeden lechts rond de 1000 paar. De kleine plevier broedde sinds 2001 op het natte en deels kale gebiedje dat wordt begrensd door het Spaarne, het Assendelvervoetpad en het dijkje waar de vogelkijkhut op staat. Omdat dit gebiedje langzaam weer begroeide, leek het doek voor deze soort te vallen. Het natuurontwikkelingsproject in het plasje met de grindbedekte oever en eilandjes bood echter nieuwe mogelijkheden. In de hoop dat de kleine plevier zich op de eilandjes zou vestigen werd ook wat fijner grind gestort. In 2004 kon rond het plasje een territorium van deze soort genoteerd worden.
De fazant verscheen maar de patrijs verdween
De fazant werd ongeveer 2000 jaar geleden in Europa geïntroduceerd en komt in het gehele land algemeen voor. Vroeger werd de soort in grote aantallen uitgezet, hoofdzakelijk voor de jacht. Sinds 1993 is dit verboden. Nu komt de soort niet meer voor op de Veluwe en in grote delen van Flevoland, waar blijkbaar te weinig voedsel of dekking is mogelijk in combinatie met veel predatoren. In de Hekslootpolder heeft de fazant zich, na een toename in de omliggende gebieden van het recreatieschap, sinds 1992 gevestigd. Omdat deze hoendervogel in harems leeft waar één haan enkele hennen om zich heen verzamelt spreek je van territoriale hanen als je het over de aantallen hebben. In de Hekslootpolder zijn dat er een tot twee.
Was de stand van de patrijs in 1975 nog 50.000 paar, tegenwoordig broeden in Nederland nog maar 10.000 paar. De patrijs broedt in het open gebied maar is sterk aan bouwland gebonden. Ze komt het meest voor op de zandgronden en zeeklei van West-Nederland en met name in Zeeuws Vlaanderen. Schaars zijn ze in de graslandgebieden. In de Hekslootpolder heeft deze soort gebroed tussen 1990 en 1996 met maximaal drie paar. Daarna niet meer. Oorzaken van de achteruitgang zijn de schaalvergroting en bedrijfsspecialisaties in het boerenbedrijf. Daarnaast verhongeren veel kuikens bij gebrek aan insecten en is in het agrarisch landschap te weinig dekking overgebleven voor bescherming tegen predatoren en voor een goede overwintering. De toekomst ziet er somber uit voor de patrijs.
Drie polderbroeders
De witte kwikstaart komt werkelijk overal voor, alleen nooit in hoge dichtheden. De soort is sterk aan menselijke bebouwing en activiteiten gebonden en broedt in allerlei spleten, gaten en holten. De kwikstaart leeft van insecten die ze rennend, fladderend of in de vlucht pakken. Je kan ze veelvuldig zien jagen langs de oevers van het ‘klutenplasje’. Ze broeden jaarlijks bij de boerderijen of bij het gemaaltje aan de Slaperdijk. De soort is toegenomen in de afgelopen 25 jaar. Met de zwarte kraai gaat het goed in Nederland. De soort heeft zich in dertig jaar in aantal verdubbeld tot 90.000 broedparen. Deze alleseter profiteert van het vergrote voedselaanbod door intensieve bemesting, afval en verkeersslachtoffers. Overal broedt deze kraai, afgezien van boomloze landschappen.
Ze maken een groot nest, meestal wat hoger in een grote boom, maar er zijn ook nesten in struiken bekend. In de Hekslootpolder broedt hij met een of twee broedparen in de populieren van de begraafplaats, bij het gemaaltje aan de Slaperdijk of in de bomen langs het Spaarne. In 2004 werd ook in een lage vlier aan het water van de Liniedijk gebroed. Zwarte kraaien roven geregeld nesten leeg, vooral van bodembroeders, zoals de kievit. Het belangrijkste voedsel blijft echter bodeminsecten, regenwormen, aas, afval en in het najaar zaden en vruchten.
Vrijwel ieder jaar broedt de torenvalk in de Hekslootpolder, in 1992 zelfs met twee paar. Ze broeden in de daarvoor bestemde nestkasten in de populieren langs de begraafplaats of in de kast op de volkstuinen. Torenvalken eten voornamelijk veldmuizen. In veldmuisarme jaren eten ze ook andere soorten muizen, vogels en ongewervelden, zoals insecten. De meeste torenvalken zijn standvogel. De torenvalk is vooral bekend om zijn typische manier van jagen. Stilstaand ‘biddend’ in de lucht wordt de grond afgespeurd naar muizen, die vervolgens in een stootduik bemachtigd worden. In de zestiger jaren van de vorige eeuw had de torenvalk, gelijk vrijwel alle roofvogels, erg te lijden van het landbouwgif dat toen veelvuldig werd gebruikt. Nadat dit verboden werd heeft de stand zich hersteld tot ongeveer 6000 broedparen voor heel Nederland.
Twee soorten zawluwen
De boerenzwaluw is een algemene broedvogel van agrarisch Nederland. Ze bevolken de landbouwgebieden vooral als er veel melkveebedrijven en gemengde bedrijven zijn. Ze overwinteren in West- en Centraal Afrika. De soort is in aantal achteruitgegaan, vooral doordat kleine boerderijen met open schuren en mestvaalten, waar veel insecten op afkwamen, verdwenen. Deze ontwikkeling is nog niet gekeerd. In de Hekslootpolder is de stand stabiel. Vanaf het begin van de tellingen tot nu broeden er één tot vier paar bij de boerderijen en in de stallen langs de Oude Vergierdeweg.
Ook de huiszwaluw is een algemene broedvogel van het agrarisch landschap maar zij zijn minder aan boerderijen gebonden dan de boerenzwaluw. Het is een kolonievogel. De kolonies kunnen soms tot meer dan 200 nesten uitgroeien. De nesten worden gemetseld tegen gebouwen en bruggen. De huiszwaluw komt vooral voor in gebieden met veel open water.
Dit zijn vaak rijke voedselgebieden (insecten) en ze vinden hier lemige en kleiige bodems die geschikt nestmateriaal opleveren. De soort is in vergelijking met 1975 in aantal gehalveerd tot ongeveer 125.000 broedparen voor heel Nederland.
De oorzaken zijn niet erg duidelijk. Waarschijnlijk is hun voedselsituatie verslechterd en wordt goed bouwmateriaal voor de nesten schaarser doordat er vooral bij boerderijen steeds meer wordt bestraat.Des te leuker is het dat zich sinds enkele jaren een kleine kolonie huiszwaluwen in de Hekslootpolder heeft gevestigd. Achter een van de boerderijen aan de Oude Vergierdeweg zijn drie tot vijf nesten gevonden.Dit schreven we in 2004. Nu in 2014 heeft zich een huiszwaluwkolonie in de bocht van de Vondelweg gevestigd die nu 43 nesten heeft.
En dan nog de randfiguren
De blauwe reiger broedt niet in de Hekslootpolder, maar wel op het aangrenzende terrein van de begraafplaats, in de naaldbomen die rond het crematorium staan. Tijdens de landelijke inventarisatie voor de SOVON-atlas van de Nederlandse broedvogels, kwam deze kolonie in 1998 per toeval aan het licht. De vier bezette nesten waren, gezien de grootte, mogelijk al enkele jaren in gebruik. De kolonie is sindsdien gegroeid tot ruim tien broedpaar, waarbij de Hekslootpolder als foerageergebied fungeert. Vanaf de Vergierdeweg kun je al in januari nestelende reigers zien die met takken in hun snavel komen aanvliegen. De ekster is een regelmatige broedvogel van de Hekslootpolder met één tot drie broedparen. Het enorme nest met overkapping is, voordat de bladeren aan de bomen verschijnen, niet te missen in de bomen langs het Spaarne. Hun eetgedrag is vrijwel identiek aan dat van de zwarte kraai, al roven ze minder weidevogellegsels omdat ze door hun geringere grootte sneller worden verjaagd. Ze broeden door heel Nederland, maar ontbreken in gebieden waar veel haviken voorkomen, zoals de Veluwe en sommige gedeelten van de duinen. De havik is hun aartsvijand. Mede door de toename van de havik en door de zwarte kraai, die nesten kraakt en leegrooft, isde stand van de ekster de laatste jaren afgenomen. Houtduiven komen overal in heel Europa voor zowel in de stad met de nodige groenvoorzieningen, als op het platteland. Ze foerageren graag op akkers, maar ook in de Hekslootpolder kun je na de zomer grote groepen houtduiven op de weilanden zien foerageren. Deze houtduiven komen voornamelijk uit de stad. De houtduif staat hoog op de prooilijst van havik en buizerd, waardoor de soort plaatselijk niet erg talrijk is. In de Hekslootpolder broedt de houtduif in de opgaande begroeiing bij de boerderijen. In heel Nederland broeden naar schatting een half miljoen paar. De zilvermeeuw is een grote meeuw en broedt in Nederland vooral in de kuststrook. Ze eten vooral vis maar ook kleine zoogdieren, vogels, aas en etensafval van de mens. Na de komst van de vos in de duinen, die daar vrijwel alle kolonies oprolde, verspreidde de zilvermeeuw zich onder andere naar daken van huizen en andere geschikte plekken ook wat verder het binnenland in. In de Hekslootpolder broedde de zilvermeeuw voor het eerst in 2003 op het toen nog kleiige en begroeide eilandje in het ‘klutenplasje’. Na de omvorming van het eilandje tot grindeiland in 2004 zijn geen broedgevallen meer waargenomen. Een gunstige ontwikkeling omdat deze soort een beruchte rover is van eieren en pullen van weidevogels. Door ligging aan stadsrand en begraafplaats en door de aanwezigheid van een volkstuincomplex en een aantal tuinen bij de woonboten komt ook een aantal stads- en bosvogels in de Hekslootpolder tot broeden met een bescheiden aantal broedparen. De fraai gekleurde putter, ook wel distelvink genoemd, staat sinds het jaar 2000 met maximaal vier paar genoteerd. Ze zijn vaak te zien in de randen met ruigtevegetatie, waar ook de kneu aanwezig kan zijn. De tuinen bij de woonboten bieden ook mogelijkheden tot broeden. merel, winterkoning, heggenmus, roodborst, groenling, vink, tjiftjaf en fitis voegen jaarlijks één tot enkele broedparen toe aan de veelkleurige diversiteit van de Hekslootpolder. De winterkoning broedde in 2004 ook midden in de polder onder de vogelkijkhut. De ringmus broedde vroeger onder de dakpannen van het gemaaltje aan de Slaperdijk, maar is sinds de verbouwing uitgeweken naar nestkasten, die ook de broedplaats vormen voor kool- en pimpelmees. Als laatste vreemde eend in de bijt kan de boomkruiper genoemd worden die een nestplaats weet te vinden in holtes van oude en hoge bomen langs fort, kerkhof of boerderij.
Tot slot
In Nederland gaat het slecht met de weidevogels. Ook in de Hekslootpolder, al is de achteruitgang van een aantal soorten de afgelopen 20 jaar wat minder sterk dan gemiddeld elders in het land. Mogelijk zijn er kansen op herstel door aangepast beheer en hervatting van de nestbescherming. Wil je de boeren over de streep trekken dan moeten ze schadeloos gesteld worden als ze hun graslandbeheer aanpassen aan de behoeften van de vogels. Enkele jaren kregen ook de boeren rond Haarlem via de Agrarische Natuurvereniging Haarlem/Spaarnwoude vergoedingen voor het beschermen van de nesten en het aanpassen van het beheer. Sinds 2001 zijn die vergoedingen gestopt omdat de boerenbedrijven rond Haarlem te versnipperd waren en te verspreid lagen, om nog langer voor subsidies in aanmerking te komen. Te bezien valt of er nieuwe bronnen kunnen worden aangeboord en nieuwe afspraken zijn te maken met de boeren en het recreatieschap, dat voor een belangrijk deel de beheerder is van de gronden in de Hekslootpolder. Mozaïekbeheer waarbij de boeren niet alle kavels in een keer maaien, maar om beurten of gedeeltelijk zodat jonge vogels dekking en voedsel blijven behouden lijkt elders in het land goede resultaten op te leveren. Vogelbescherming Nederland publiceert de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare broedvogels in Nederland. Op de lijst prijken in totaal 78 soorten. In de Hekslootpolder broeden maar liefst acht soorten van deze lijst elk jaar, en sommige soorten in behoorlijke aantallen. Daarnaast broeden nog eens zes soorten min of meer regelmatig of hebben zich het afgelopen jaar gevestigd. De Hekslootpolder biedt dus aan 14 kwetsbare en/of bedreigde vogelsoorten een geschikt broedbiotoop. Het belang van dit gebied kan ons inziens niet beter in beeld worden gebracht. Bij bestudering van het aantal territoria in de Hekslootpolder van de afgelopen 20 jaar wordt duidelijk dat er een grote dynamiek zit in de vogelwereld. Soorten verdwijnen en soorten verschijnen en de aantallen zijn soms aan grote schommelingen onderhevig. De broedvogeltellingen weerspiegelen deze dynamiek op duidelijke wijze. Ze geven inzicht in de veranderingen maar maken evenzeer het belang van het gebied voor de vogels duidelijk. Omdat de Hekslootpolder met zijn hoge natuurwaarden zo dicht langs de stadsrand ligt maken veel mensen gebruik van de mogelijkheid om dit gebied te bezoeken, al dan niet in sportkleren of een dikke jas. Er zijn niet veel gebieden in de randstad waar je op een korte wandeling meer dan 50 vogelsoorten kan zien. Zal dat de achterliggende reden zijn waarom de Vereniging Behoud de Hekslootpolder de grootste milieuvereniging is van Zuid-Kennemerland met meer dan 1150 betalende leden?
Tom van den Boomen en Fred Hopman