Vissen Vissen Vissen Vissen

Meer dan visserslatijn

Vissen

De Hekslootpolder is met zijn vele ondiepe sloten en slootjes een belangrijk paaigebied voor vissen. Het is de leverancier van duizenden jonge vissen voor een veel groter gebied, beginnend bij het Spaarne en zich uitstrekkend tot achter de Mooie Nel en de Liede. Vooral snoek, blankvoorn, brasem en karper gebruiken de polder als kraamkamer. Drie factoren zijn bij deze kraamkamerfunctie van belang. Allereerst komen in het voorjaar de ondiepe wateren snel op temperatuur, wat belangrijk is voor de ontwikkeling van de eitjes en jonge vissen. Daarnaast is de polder weinig vervuild, zodat het water een prima kwaliteit heeft. Tenslotte grenst het polderwater aan groot en diep water zodat vele grotere en paairijpe vissen makkelijk het gebied in kunnen zwemmen. Behalve blauwe reigers, aalscholvers en visdiefjes vissen ook mensen in de wateren van de Hekslootpolder. Zolang er wateren zijn wordt er al door de mens gevist. Vroeger hoofdzakelijk om de pot te vullen: gevangen vis was een welkome aanvulling. Tegenwoordig vist men vooral voor zijn of haar plezier.

  Zolang er wateren zijn, wordt er al door de mens gevist. 

Maar hengelsporters doen meer dan vissen. Het zijn ook natuurmensen en ze kijken verder dan hun dobber. Hun eerste blik is automatisch op het water gericht, want daar moet het gebeuren. Maar buiten de vangst zijn ze geïnteresseerd in wat zich onder water afspeelt. Daarnaast genieten ze van de natuur. Alleen de bredere wateren in de Hekslootpolder worden bevist. De Heksloot, die loopt van het Spaarne tot aan het gemaaltje aan de Slaperdijk, en de nieuwe tocht langs de Vondelweg, worden het meest bezocht. Het water van deze tochten varieert van 10 tot 15 meter breed en heeft een diepte van 80 cm met enkele diepere punten, waar de vis zich in de winter kan terugtrekken. Op deze tochten komen meerdere zijsloten uit die veelal via een schot afgesloten zijn, waardoor er voor de vissen geen migratiemogelijkheden zijn. Deze schotten zijn geplaatst door de boeren, zodat ze deze sloten via windmolentjes en pompen kunnen onderbemalen.


           

Tekening: Fred Hopman                      

Snoek

Als er een stijgende watertemperatuur is tussen de 6 tot 12 ºC, dat is meestal eind februari-maart, en wanneer ook de dagen beginnen te lengen, gaat de snoek naar ondiep plantenrijk water. Vooral de oeverzone en ondergelopen grasland hebben de voorkeur. Ze zijn soms liggend in het zonnetje te zien. Het wijfje kan vergezeld worden door meerdere (kleinere) mannetjes. Zij zal zo’n 15.000 tot 20.000 eieren per kilogram lichaamsgewicht afzetten. Het wijfje kan tot circa 140 cm groeien, de mannetjes worden maximaal 80 tot 90 cm. De snoek is meestal paairijp in het derde of vierde levensjaar bij een lengte van 30 tot 45 cm.

 

Blankvoorn en Brasem

De blankvoorn paait bij een watertemperatuur van 12 tot 15 ºC in de periode mei-juni.
Zij doen dit in ondiep plantenrijk water waarbij het wijfje, afhankelijk van de grootte, 5000 tot 40.000 eieren zal afzetten. Op een leeftijd van ongeveer vier jaar zijn de vissen paairijp.
De brasem paait iets later dan de blankvoorn, gewoonlijk bij een watertemperatuur van 14 tot 16 ºC in de periode eind mei-begin juni. Evenals bij de blankvoorn vertoont het mannetje dan op de kop, de kieuw-deksels en op het lijf paaiuitslag. Dit zijn kleine witte knobbeltjes. In tegenstelling tot de meeste andere vissoorten paait de brasem twee of drie keer in een periode van zeven tot tien dagen. Het wijfje zet daarbij in totaal zo’n 60.000 tot 300.000 eieren af. Na vijf of zes groeiseizoenen zijn de brasems paairijp.

Karper

De meest voorkomende karper is de schubkarper. De wilde uitgangsvorm van deze vis is een vis die volledig geschubd is. Maar omdat er veel gekweekt is met deze vis zijn er veel variëteiten. De naaktkarper heeft helemaal geen schubben. De rijenkarper heeft rijen grote schubben en de spiegelkarper heeft onregelmatig over zijn lichaam verspreid schubben. De wilde boerenkarper komt hier niet meer voor. Karpers zijn de laatste die paaien, als het water 16 tot 20 ºC wordt. In ons gebied is het dan mei-juni en gaan ze tekeer in het plantenrijke water en tegen het riet. Het aantal eieren bedraagt tussen de 50.000 en 70.000 per kilogram lichaamsgewicht. Echter van deze aantallen overleven maar weinig jonge karpers het eerste jaar. Dit komt omdat zij om te groeien een hoge water tempe-ratuur nodig hebben. Weinig exemplaren bereiken dan ook aan het einde van het eerste levensjaar de 15 cm. n het vierde levensjaar, dus na drie groeiseizoenen, zijn de karpers paairijp en ongeveer 40 cm groot. Mannetjes kunnen al een jaar eerder geslachtsrijp zijn. De lengte van een karper kan oplopen tot 120 cm met een gewicht van 35 kg.

 
 
Tekening: Fred Hopman 

Nog meer vis

Doordat de Hekslootpolder weinig waterplanten bevat in de grotere watergang-en, komen de rietvoorn, zeelt en baars weinig voor. Soms wordt op de diepere plekken wel eens wat Snoekbaars gevangen, ook komt de paling hier voor. De rietvoorn, ook wel ruisvoorn genoemd, is een vis die erg gevoelig is voor verstoring van het watermilieu. Als de vegetatie verdwijnt zal deze vis ook vrij snel uit het water verdwijnen. Hij kan tot 45 cm groot worden. De baars is een algemeen voorkomende vis in alle Nederlandse wateren. Het is een echte rover die in het jonge stadium dierlijk plankton en insecten eet. Naarmate ze groter worden eten ze ook vis en schromen dan niet om ook hun eigen soortgenoten op te eten. De baars houdt van een omgeving die beschutting biedt, met waterplanten of obstakels onder water, zoals takken en uitgeholde oevers. Dit zijn plaatsen van waaruit zij kunnen jagen en tegelijkertijd bescherming vinden voor de grotere snoek. Baarzen kunnen tot 50 cm groot worden, deze zijn dan ouder dan 10 jaar. De zeelt kan voorkomen in wateren waar andere soorten het niet kunnen uithouden. Hij leeft in zeer dicht begroei-de sloten of oeverzones en altijd dicht bij de grond. Deze vis heeft veel vet in zich en kan de winters overleven omdat hij weinig zuurstof nodig heeft. Het is de enige vissoort in ons land waarbij het geslachtsverschil goed te zien is: de buikvinnen van het mannetje zijn een stuk langer dan bij het vrouwtje. Het is een langzame groeier die tot 60 cm groot kan worden. De paling, in de volksmond ook wel aal genoemd, is een bedreigde vissoort en daarom opgenomen in de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare zoetwatervissen in Nederland. Alle paling wordt geboren in de Sargasso Zee ten zuidoosten van de Bermuda eilanden en drijft als larve in drie jaar tijd met de warme golfstroom mee naar Europa. Als glasaal komen ze uit zee het zoete water binnen. De mannetjes blijven 6-12 jaar in het zoete water, de vrouwtjes 9-20 jaar. De geslachtsrijpe palingen trekken in de herfst naar zee om de terugtocht naar de Sargasso Zee te maken. Sperma en eieren worden op deze terugtocht geproduceerd. Ze zwemmen 20-40 km per dag om in maart-april kuit te schieten op hun geboortegrond. De vrouwtjes leggenmiljoenen eieren en sterven na het kuitschieten. De stand gaat erg achteruit doordat te weinig glasaal het zoete water binnenkomt en doordat veel geslachtsrijpe paling bij de tocht naar het zoute water, gevangen wordt voor consumptie.

Stekelbaarsjes

Een vis die niet met de hengel wordt gevangen maar zeker niet onvermeld mag blijven is de stekelbaars. In de Hekslootpolder komen zowel de driedoornige- als de tiendoornige stekelbaars voor. De kleinste is de tiendoornige stekelbaars, tot 7 cm en daarmee de kleinste inheemse vissoort. Het zijn oogjagers die een voorkeur hebben voor watervlooien, maar verder alles eten wat ze ‘voor de bek komt‘. De tiendoornige stekelbaars is een vis van het zoete water. De driedoornige stekelbaars, tot 10 cm groot, trekt ieder najaar naar zee om in het vroege voorjaar terug te keren om te paaien. Omdat sluizen en gemalen een grote belemmering zijn voor deze trek, heeft Rijkswaterstaat in het spuigemaal van IJmuiden naar de Noordzee een vispassage gemaakt, waardoor het ook voor de stekelbaars makkelijker is geworden om te migreren. Van populaties visjes die migreren is vastgesteld dat het individuele gewicht driemaal zo hoog is, dan van door land ingesloten driedoornige stekelbaarzen. In de paaitijd krijgt het mannetje een rode kleur op de buik en keel en bouwt een nest, waarna hij de vrouwtjes die gezwollen zijn van de eitjes door het nest probeert te lokken. Als de eitjes in het nest liggen bevrucht het mannetje ze. Het nest kan enkele honderden eitjes bevatten die door het mannetje tot na het uitkomen worden bewaakt. De stekelbaars is een sterke vis en kan overleven in sterk vervuild water en baggersloten. Een van de manieren waarop de stekelbaars zijn areaal uitbreidt, is door mee te liften in de veren van een watervogel. Door in het verenkleed zijn stekels uit te zetten blijft hij zitten, en zo lift hij mee totdat de vogel ergens anders neerstrijkt. De stekelbaars is een belangrijke prooi van de lepelaar, die door een maaiende beweging van zijn spatelvormige snavel deze visjes uit het water lepelt.Op Texel en in de Oostvaarderplassen zijn kostbare projecten gerealiseerd om de stekelbaarzen makkelijker te laten migreren ten behoeve van de daar aanwezige lepelaars. In de Hekslootpolder zijn de migratiemogelijkheden van huis uit aanwezig en de weg naar zee is direct en kort. Mogelijk dat daarom zoveel lepelaars vanaf maart tot en met augustus in de Hekslootpolder foerageren. In de nazomer van 2003 werd een maximum aantal van 30 lepelaars geteld. Sinds 2004 is bekend dat de lepelaar in de Oeverlanden van de Liede broedt.


Tekening: Fred Hopman 

Vissen

De visrechten van de wateren in de Hekslootpolder en directe omgeving worden gepacht door de Hengelsportvereniging Haarlem e.o. De vereniging heeft 5000 leden en is daarmee de grootste vereniging van Haarlem. Deze vereniging heeft een actieve Water- en Visstandbeheercommissie, die probeert alle wateren die gepacht worden zo optimaal mogelijk te houden voor de vissen. Vroeger werd veel vis uitgezet, maar tegenwoordig wordt veel meer naar de draagkracht van het water en de leefomgeving van de vis gekeken. Er wordt gestreefd naar een natuurlijk evenwicht. Aan de jonge leden wordt visles gegeven, waarin respect voor de natuur centraal staat en waarin ze planten, vissen en andere waterdieren leren herkennen. Daarnaast wordt de jeugd geleerd hoe ze een gevangen vis zo goed mogelijk onbeschadigd weer in het water terug kunnen zetten.

 

Grafiek:

 

             groeicurve van vier vissoorten

 

Aanbeveling

Het vuile Spaarnewater wordt nu uit de Hekslootpolder geweerd middels dammen. In deze dammen zitten visinlaten. Een deel van de sloten is geheel afgesloten. Deze worden doorgaans onderbemalen, dat wil zeggen dat het water tot onder de normale grondwaterstand wordt weggepompt. Het is de moeite waard om te kijken of meer sloten voorzien kunnen worden van visinlaten, om zo een bijdrage te leveren aan het voortbestaan van de vissen en de migratiemogelijkheden van de stekelbaars.

Rien Boon