Trekvogels en wintergasten
Bladerend door een stapel notitieboekjes met vogelwaarnemingen, valt mijn oog op 24 maart 1993. Genoteerd staan 25 waterpiepers, 15 witte kwikstaarten, negen rouwkwik-staarten, een gele kwikstaart, twee tapuiten en vijf rietgorzen. Ruim elf jaar later kan ik mehet beeld nog goed voor de geest halen. Staand in de haakse bocht van het Assendelvervoetpad kijk ik uit over een drassig weiland met op de achtergrond de bebouwing van Haarlem-Noord en de karakteristieke kerk langs de Rijksstraatweg. Ik snuif de geur op van het vroege voorjaar en geniet van het fraaie weer en van de vele vogels die zich ophouden tussen het gras. De geluiden van kieviten, grutto’s, tureluurs, scholeksters en smienten verlevendigen de polder. En zo staat mijn notitieboekje vol met mooie belevenissen zoals deze. Gedurende twaalf maanden per jaar kunnen vogelaars hun hart ophalen in de Hekslootpolder. Behalve dat dit gebied tijdens het broedseizoen een grote waarde vervult voor met name weidevogels, biedt het in alle seizoenen ruimte aan een veel breder spectrum aan vogelsoorten. Zo strijken diverse soorten, bijvoorbeeld kauw en spreeuw, die binnen de grenzen van Haarlem, Velserbroek of Spaarndam nestelen, regelmatig neer in het gebied om er hun kostje bijeen te scharrelen. En ook vanuit veel verder gelegen oorden komen vogels speciaal naar de Hekslootpolder, bijvoorbeeld om er de winter door te brengen. In dit hoofdstuk schets ik een beeld van de mate waarin vogels, die niet in de Hekslootpolder broeden, gebruikmaken van dit gebied. Dit beeld is grotendeels gebaseerd op de ervaringen die ik zelf tijdens talloze bezoeken heb opgedaan, maar daarnaast mocht ik putten uit de resultaten van tientallen tellingen door andere vogelaars. Dergelijke gecoördineerde tellingen zijn van groot belang bij het opsporen en in kaart brengen van veranderingen in de aantallen van vogels en dienen daarom ook in de toekomst te worden voortgezet. Immers, het principe dat velen meer zien dan één blijkt te kloppen. Schaatsend langs smienten en zwanen Wanneer de dagen kort zijn en de temperaturen laag, dan is het vaak een drukte van belang in de Hekslootpolder. Het zijn met name grote groepen eenden, zwanen, ganzen en meerkoeten die het beeld bepalen. De aantallen van laatstgenoemde soort lopen in januari vaak op tot meer dan 2000. En als je daarbij een paar duizend smienten, honderden grauwe ganzen (tot meer dan 600 in najaar 2004) en tientallen knobbelzwanen optelt, dan is het duidelijk dat dit weidegebied zeer in trek is bij menig wintergast.
Tijdens vorstperioden vormen de vogels vaak compacte groepen en zoeken ze plekken op met open water. Niet zelden lopen de smienten, die zich normaliter vrij schuw gedragen, dan in de wegberm langs de Mooie Nel, meestal in het gezelschap van andere eenden-soorten, zoals wintertaling, krakeend en slobeend. Maar als de vorst langaanhoudt en de polder onder een laag en sneeuw en ijs bedekt gaat, dan verlaten veel vogels, nood-gedwongen, het gebied. Vaak zijn het de kieviten en goudplevieren die het als eerste voor gezien houden. Aan het begin van de winter houden zich doorgaans vele honderden exemplaren van beide soorten op in de Hekslootpolder, en in zachte winters proberen ze er zo lang mogelijk te blijven. Maar als de bodem door hevige kou te hard wordt, dan verdwijnen ze in zuidelijke richting. Het komt wel eens voor dat de vorst plotseling invalt en gepaard gaat met heftige sneeuwbuien. Op dat soort dagen kan een sterke doortrek optreden van vogels die net als de kieviten en goudplevieren op zoek gaan naar mildere streken.Twee soorten lijsters, de kramsvogel en koperwiek, kunnen dan plotseling massaal verschijnen. Behalve dat deze zangvogels zich schuilhouden in bomen en struikgewas, voelen ze zich ook thuis in weidegebieden. Ze hippen dan gezamenlijk door het gras op zoek naar voedsel. Vaak blijven ze niet lang aanwezig en daarom blijft het een spannend gezicht om zo’n groep te observeren. Behalve de bovengenoemde soorten, die de Hekslootpolder zien als voedsel- en rustgebied, is er ook een aantal soorten dat het gebied met name voor de rust bezoekt. Op de aangrenzende Mooie Nel komt tijdens het winterhalfjaar een groot aantal meeuwen de nacht doorbrengen en een deel daarvan is elke namiddag in de Hekslootpolder te vinden.
Goudplevier
Dikwijls worden meer dan 6000 kokmeeuwen geteld, aangevuld met honderden stormmeeuwen en zilvermeeuwen. Deze vogels overnachten op het water, terwijl ze overdag uitzwermen over de wijde omgeving en bijvoorbeeld in de stad een patatje naar binnen slokken. Op een winterse dag zijn nog vele andere vogelsoorten in de Hekslootpolder te zien. Wellicht strijkt er een groep kolganzen, toendrarietganzen of brandganzen neer, vogels die in het hoge noorden broeden en onderweg naar overwinteringsplaatsen in de Zeeuwse Delta hier een tussenstop maken. Of drentelt er een koppel patrijzen langs een slootkant. Tja, er is hier van alles mogelijk en dat zo dichtbij de grote stad!
Zonder jas op pad
Elk jaar is het fascinerend om te volgen hoe stukje bij beetje de lente aanbreekt. Er zijn twee vogelsoorten in het bijzonder, die in de Hekslootpolder het begin van het voorjaar inluiden. Dat zijn de grutto en de lepelaar. Eind februari of begin maart verschijnen ze al vanuit hun overwinteringsgebieden om hier door menig vogelaar met open armen te worden ontvangen. Soms ligt er dan nog een dun vliesje ijs op de polderslootjes, maar dat hindert niet. De lente is in aantocht en niets kan dat nog tegenhouden.
De lepelaars zijn op doorreis naar bijvoorbeeld het Waddengebied en veel van de grutto’s hebben wellicht Friesland als eindbestemming. Maar een klein deel van de grutto’s vliegt zelfs door tot IJsland. Voordat ze daar aankomen brengen ze steevast een bezoek aan de Hekslootpolder en vooral het aantal grutto’s kan dan flink oplopen. Zij verzamelen zich hier massaal op drassige graslanden. Ofschoon de grootste aantallen jaarlijks in de nabijgelegen Gruiterspolder verblijven, is ook het plasje langs het Assendelvervoetpad geliefd. Het is altijd een uitdaging om in zo’n grote groep de IJslandse broedvogels te ontdekken. Dit zijn vogels van de ondersoort ‘islandica’, die met name herkenbaar zijn aan het iets kleinere formaat en de grotere hoeveelheid roodbruin op boven- en onderdelen vergeleken met de in Nederland broedende ondersoort ‘limosa’. Maar IJslands of niet, het blijft en genot om deze prachtige en luidruchtige weidevogels te aanschouwen. Een andere vroege doortrekker en bode van de lente is de rouwkwikstaart. Jaarlijks worden in februari en maart kleine aantallen van dit vrolijke zangvogeltje aangetroffen, vaak in gezelschap van waterpiepers. Ze zijn op weg naar de broedgebieden in Groot-Brittannië en Ierland en vele van hen belanden dan langs de Hollandse kust en in de Hekslootpolder. Met name de mannetjes onderscheiden zich van de algemenere witte kwikstaarten door de donkergrijze mantel-, rug-, schouder- en flankveren. Het is leuk om te zien dat ze het gebied delen met de waterpiepers die juist in onze omgeving overwinterd hebben en ieder moment de terugreis naar de bergweiden van Midden-Europa kunnen aanvangen. Zijn ze ‘s winters redelijk onopvallend gekleurd, in maart verschijnt bij de meeste een prachtige roze borst- en blauwgrijze koptekening. Een waar genot voor het oog. In de maanden april en mei lijkt alles wel in een stroomversnelling te geraken. De ene na de andere zomergast bereikt onze omgeving en vogelzang is alom aanwezig. Het is heerlijk om in alle rust over het smalle voetpad te kuieren en links en rechts te worden ingehaald door vlinders en vogels, terwijl de lokale weidevogels met veel bombarie hun territorium afbakenen. Opeens zijn er weer boerenzwaluwen in de lucht, sommige mogelijk op weg naar het noorden van Noorwegen, beweegt er van alles in het riet naast het pad en kan er elk moment een groep bosruiters landen in het plasje. Met zoveel veranderingen in zo’n korte tijd zou je het liefste de hele dag buiten blijven om alles te volgen. Wie weet passeert er een boomvalk, een zomertortel of een groenpootruiter. Er gebeurt te veel om op te noemen. Korte broek en dertig lepelaars In het voorjaar kom je ogen en oren te kort. De lokale vogels zijn eerst volop aan het baltsen en zingen, en later druk doende om voor nageslacht te zorgen. Tegelijkertijd passeren talloze soorten die op weg zijn naar noordelijk of oostelijk gelegen broedgebieden en bij ons even op adem komen. Maar naarmate de maand juli nadert lijkt een periode van rust aan te breken. Op sommige dagen nodigt het warme weer al niet uit tot veel activiteit, maar daarnaast lijken de vogels het allemaal wel even best te vinden. Behalve dat vele nog steeds de nodige aandacht aan hun kroost besteden, zijn er ook die de maanden juli en augustus benutten om zich een nieuw verenpak aan te meten. En dan komt het wel goed uit om je een beetje gedeist te houden. Midden in de zomer zie je vooral groepen kieviten die hier, gebruikmakend van de betrekkelijke rust en het aanbod aan voedsel, in de rui zijn. Tijdelijk zien ze er wat slordig uit en bij de meeste verschijnen witte vlekken op de bovenvleugels. De kans is groot dat er vogels tussen zitten die in het voorjaar een stuk oostelijker hun jongen groot hebben gebracht. Een ander typisch beeld van een zomerse dag in de Hekslootpolder is het verschijnen van gierzwaluwen. Deze meesterlijke vliegers broeden in stedelijke gebieden maar kunnen in de verre omtrek van hun nest op zoek gaan naar voedsel. Het zijn vogels die bijna continu op de wieken zijn en dat kunnen ze werkelijk als geen ander. Zelfs drinken doen ze in vlucht. Ze scheren dan met wijd geopende snavel over het wateroppervlak en doen dat met een akelige precisie. Je ziet het niet zo vaak, dus wees niet ongeduldig. Om de tijd te doden kan een groepje ringmussen wellicht uitkomst bieden. In de zomer verschijnt regelmatig een clubje dat mogelijk in de omgeving gebroed heeft. Het is de moeite waard om eens te bestuderen in welke opzichten ze nou verschillen van de veel bekendere huismussen. Dat is zeker meer dan alleen een kastanjebruin petje.
Bezochten de lepelaars in maart de Hekslootpolder op weg naar de broedgebieden, in juli en augustus verschijnt er altijd wel een groepje met kersverse jongen om zich te goed te doen aan het leven in de polderslootjes. In 2003 werden zelfs 30 lepelaars geteld! De jongen zijn herkenbaar aan hun roze snavels, in plaats van zwart met een gele punt, en aan de zwarte toppen aan hun vleugels. Minutenlang kunnen de jongen de oudervogels lastigvallen enIn de zomervakantie is het zeker geen straf om in de polder te zijn. Als menigeen verkoeling op het strand zoekt, is het er vaak lekker rustig. Gewoon even buiten zijn, met een grasspriet in je mond. Een familie knobbelzwanen komt statig voorbij zwemmen, terwijl volwassen spreeuwen af en aan vliegen gevolgd door hun grijsbruine jongen. Een enkele oeverloper, drentelt langs een slikrandje, ondertussen ononderbroken met zijn staart wippend. En morgen is er weer een dag. Tegenwind en toch leuk September en oktober zijn hectische maanden in de vogelwereld. Veel vogels verplaatsen zich dan over grote afstand om op een voedselrijke plaats de winter door te brengen. En vele doen dat voor de eerste keer, simpelweg omdat ze minder dan zes maanden eerder pas uit het ei kropen. Een deel van hen kiest daarbij de verkeerde richting en belandt als dwaalgast in, voor de soort, exotische oorden. Kortom, het zijn spannende tijden, zowel voor vogels als voor vogelaars. Ofschoon de eerste wintergasten zo zoetjes aan weer binnendruppelen en enkele trekvogels, zoals watersnippen, zich massaal in de Hekslootpolder kunnen vertonen, is het najaar vooral een tijd waarin omhoog gekeken moet worden. Op rustige ochtenden, vaak samengaand met een zuidoostelijke luchtstroming, kunnen honderden overvliegende vogels worden genoteerd. Verspreid over het najaar zijn het met name spreeuwen, graspiepers en houtduiven die massaal overtrekken. Maar een hele reeks aan andere soorten mengt zich in het spectakel. En dat zijn lang niet allemaal weide- of watervogels. Vinken, epen, sijzen, groenlingen, zanglijsters en ga zo maar door. Lang niet altijd is het weer uitnodigend om er op een najaarsdag op uit te trekken. Maar juist in het najaar, zijn verrassingen mogelijk. Op een miezerige dag kan er plotseling een groepje putters zitten, dat zich tegoed doet aan onkruidzaden.
Of op een stormachtige dag, waarop je liever binnen blijft, kan uit het niets een slechtvalk verschijnen die grote paniek veroorzaakt onder de aanwezige houtduiven, goudplevieren en kieviten.Zo herinner ik me dat ooit het aantal zwaluwen in de Hekslootpolder enorm opliep, terwijl zich boven Haarlem donkere regenwolken samenpakten. Ook herinner ik me dat op een zekere ochtend op diverse hekjes en paaltjes in de polder tapuiten en paapjes zaten, beide vogelsoorten die ‘s nachts ongezien grote afstanden afleggen. Als het even wat minder opwindend is, overheerst toch vaak het gevoel van voldoening. Het gevoel van gewoon even een frisse neus halen.
Tot slot
Voor je het weet is het jaar weer rond. Vogels komen en vogels gaan. Regionaal staat de Hekslootpolder duidelijk op de kaart. En die bekendheid verdient het ook. Een fraai polderlandschap boordevol vogels, grenzend aan de stad. Dat is nou wat je zegt iets om trots op te zijn. Voor talloze buurtbewoners een gebied waar zowel ontspannende, inspirerende als leerzame momenten beleefd worden. En voor de vogels, een toevluchtsoord in onze o zo drukke Randstad.
Roy Slaterus