Tussen Kattenstaart en Muizenstaart

Grasgroen, dat is het beeld van de Hekslootpolder. Grassen voeren de boventoon. Tussen die grassen een ruime sortering aan bloemplanten. Je vindt hier soorten van zand, veen, klei; droog en nat. In dit hoofdstuk bespreken we de flora van het veenweidegebied en de aangrenzende dijken. De polders tussen Haarlem en Spaarn-dam zijn in de periode 1995-2002 geïnventariseerd door de plantenwerkgroep van de Vereniging Behoud de Heksloot-polder. Jaarlijks trokken de plantenliefhebbers erop uit; meestal drie keer om zowel de voorjaars- als de zomerplanten onder de loep te nemen. De inventarisatie werd uitgevoerd volgens de methode van de Stichting Floristisch Onderzoek Nederland. Per (deel) kilometerhok werd een streeplijst gemaakt van alle aangetroffen soorten. Zeldzame en rodelijstsoorten kregen extra aandacht door een schatting te maken van het aantal planten of bloemstengels. Het onderzoeksgebied strekte zich uit over vier kilometerhokken. In het westen de Hekslootpolder met als belangrijkste plantenzoekterreintjes de moerassige strook met riet- en natte graslandjes langs de Spaarndamseweg, de bermen van het Assendelvervoetpad en het zandig grasland in de omgeving van de Vergierdeweg. In het oosten de Oude Spaarndammerpolder. Speciale terreinen van aandacht waren hier de liniewal die de Spaarndamse forten verbindt, de taluds van de Slaperdijk, een veenmosrietlandje bij Fort Spaarndam-Noord, een drassig weitje bij Fort Spaarndam-Zuid en een rietlandje aan de Spaarndamseweg. De riet- en natte graslandjes die door vrijwilligers gemaaid worden, werden jaarlijks bezocht. Andere plekken met speciale flora waren dammen, oude muren van waterkeringen en sluisjes en de bunkertjes van de Voorstelling in de Oude Spaarndammerpolder.

Kamgras        Lida Zaremba- van den Heuvel

Naast de inventarisatie van de speciale terreintjes werden ook steekproeven genomen van wegbermen, weilanden en (oevers van) sloten en vaarten. De volkstuinen en de recreatiestrook langs de Vondelweg sluiten wat betreft de fl ora aan bij het stedelijke gebied en vallen daarom buiten de inventarisatie van het poldergebied.


De soorten opgeteld

In totaal zijn 266 plantensoorten waargenomen (tabel 1 en 3). Dat is bijna de helft van het totaal aantal van Haarlem en 18% van Nederland. Het merendeel (229) is algemeen. Deze soorten zijn wijd verspreid in Nederland. Echter lang niet altijd in grote aantallen: het aantal exemplaren per kilometerhok kan heel laag zijn. De overige 37 zijn zogenaamde aandachtsoorten (tabel 2); deze gaan landelijk achteruit of hebben een beperkte verspreiding. Enkele worden in hun voortbestaan bedreigd en staan daarom op de Rode Lijst. Niet toevallig zijn dat grassen, namelijk goudhaver, kamgras en bevertjes. Het aantal soorten per kilometerhok is ongeveer 190. Vergeleken met de inventarisatie die in 1975 van vijf Haarlemse polders gemaakt werd, is het aantal soorten in de Hekslootpolder min of meer gelijk gebleven en in de Oude Spaarndammerpolder met ongeveer 20% gedaald. Deze achteruitgang komt vooral door het verdwijnen van soorten die aangewezen zijn op tamelijk voedselarme natte graslanden en moerassen zoals veenreukgras, blonde zegge, brede orchis en grote boterbloem.


De planten als gids in het landschap

Aan wilde planten is heel wat van het landschap af te lezen. De soortenrijkdom geeft een eerste indruk van de ver-scheidenheid. Meer informatie geeft een indeling van soorten naar standplaatsen of biotopen waar ze het meest frequent voorkomen. De zeven soortengroepen die in het Hekslootpoldergebied onderscheiden kunnen worden zijn Muren en straten, Heggen en hagen, Oude bossen, Dijken en droge graslanden, Weilanden en sloten, Natte schraallanden en Akkers en recent vergraven grond. Deze soortengroepen zijn een gids om het huidige landschap te leren kennen en sporen van het verleden terug te vinden. Planten van Weilanden en sloten, Natte schraallanden (dat zijn onbemeste riet- en graslanden) en Dijken en droge graslanden zijn goed vertegenwoordigd (tabel 1). Meer dan 65% van de soorten heeft een ecologische binding met deze biotopen. De algemene soorten hebben meestal een zwakke binding en komen ook in andere biotopen voor, de minder algemene zijn specifieker en kunnen aanwijzingen geven over speciale botanische kwaliteiten. Vergeleken met heel Nederland zijn planten van Weilanden en sloten, met ruim 34% het best vertegenwoordigd. De selectie van aandachtsoorten blijkt zelfs voor 81% gerelateerd te zijn aan de bovengenoemde drie biotopen (tabel 2). Vergeleken met Haarlem of Nederland is de botanische kwaliteit van de soortengroep van Weilanden en sloten met 33% respectievelijk 10% vrij hoog. Opmerkelijk is de invloed van het stedelijk gebied op het poldergebied. Ondanks de schaarse bebouwing zijn de percentages soorten van Muren en straten en Heggen en hagen op gemiddeld Haarlems niveau. Dat heeft te maken met de nabijheid van woonwijken, maar ook met wegen en paden, kleine bosjes, boerderijen en de oude verdedigingswerken. Soorten van Oude bossen en Akkers en recent vergraven grond zijn duidelijk ondervertegenwoordigd. Planten van muren en straten zijn echte stadsbewoners maar bereiken ook geïsoleerde plaatsen in het landelijke gebied. Een paar vierkante meter grond of een muur is vaak al genoeg zoals je kunt zien aan muurvaren en steenbreekvaren die oude sluismuurtjes aan de Spaarndamseweg en de keermuur aan de Slaperdijk sieren.

 

De kenmerken van het polderland

De Heksloot- en Oude Spaarndammerpolder zijn door mensenhanden gemaakt uit zand, veen, klei en water. Vele generaties hebben hier geploeterd en gezwoegd om het land als weidegebied te ontwikkelen en de waterwolf en andere vijanden buiten de deur te houden. Landgebruik, grondsoorten en waterhuishouding zijn dan ook de hoofdingrediënten voor de landschappelijke variatie die in de soortengroepen van Weilanden en sloten, Natte schraallanden en Dijken en droge graslanden het sterkst tot uiting komt.

Het tegenwoordige landgebruik is divers. Het grootste deel van het poldergebied is in gebruik voor extensieve veehouderij. Daarnaast zijn er tal van kleinschalige gebruiks-vormen. Er zijn volkstuinen, veldjes die met paarden of schapen beweid worden, hooilandjes die jaarlijks door vrijwilligers gemaaid worden, sloten en oevers die in het kader van agrarisch natuurbeheer onderhouden worden, weg- en padbermen die regelmatig gemaaid worden en riet- en ruigtelandjes waar weinig of niets mee gedaan wordt.

Drie grondsoorten staan aan de basis van de natuurlijke variatie van het landschap. Van noordwest (Vergierdeweg) naar zuidoost (Hekslootpolder) gaat de ontkalkte zandgrond van de Haarlemse strandwal over in laagveen dat de oude strandvlakte overdekt. In de omgeving van Spaarndam komt plaatselijk zeeklei uit het voormalige Wijkermeer voor door de vele overstromingen in de vorige eeuwen.


Dijken en droge graslanden

De Slaperdijk en liniewal zijn opgetrokken uit kalkrijke zeeklei en zeezand uit de havens van IJmuiden. Dit is het leefmilieu van planten van droge tot vochtige graslanden op (matig) voedselrijke grond. Samen vormen zij de soortengroep van Dijken en droge gras-landen. Specialiteiten zijn bevertjes, dubbelkelk, gulden boterbloem, hazenpootje, duinreigersbek, ruw vergeet-mij-nietje, zandpaardenbloem en gewone veldsla. De dijken van de Hekslootpolder herbergen een heel aparte flora die je verder nergens in Haarlem tegenkomt. Dat heeft te maken met de vormgeving, de zandige tot kleiige grond en het langdurig constante beheer. De Slaperdijk en liniewal hebben al tenminste een eeuw een slapende functie. Het onderhoud beperkt zich tot instandhouding, het vegetatiebeheer tot maaien of grazen. Het gevolg is een open grasmat op kalkrijke en schrale bodem, waarin ook voldoende ruimte is voor bloemplanten. De Slaperdijk is begroeid met een overwegend grazige vegetatie waarin glanshaver in mei opvalt door z’n hoge zilverachtige pluimen. Daarnaast nog een heel scala aan grassen waaronder timoteegras en rood zwenkgras maar ook aan bloeiende planten zoals scherpe boterbloem, veldzuring, gewoon duizendblad, rode klaver, gewone pastinaak, veldlathyrus en glad walstro. Zeldzaamheden op de dijk zijn gulden boterbloem, dubbelkelk en in de richting van Spaarndam de paarse morgenster. De liniewal is net weer even anders want ze is opgebouwd uit kleiig, kalkrijk zand. Met de kleine bosjes van egelantier en eenstijlige meidoorn is de liniewal een ware bloemendijk, als het vee tenminste niet te vroeg met graaswerk begint. Veel voorkomende grassen zijn hier gewoon struisgras, veldbeemdgras en plaatselijk ook het werkelijk goudglanzend bloeiende goudhaver, een rode-lijstsoort. Zeldzamer zijn de andere rode-lijstsoorten kamgras en bevertjes, de laatste ook wel bekend als trilgras. Meest opvallende bloemplanten tussen het gras zijn (in geel) gewoon biggenkruid, gewone rolklaver, muizenoor, geel walstro, knolboterbloem, (in wit) peen, margriet, (in helderblauw) gewone ereprijs, (in paars) stinkende ballote, knoopkruid, gewone brunel en (in grijsroze) hazenpootje.

 
 
Lida Zaremba- van den Heuvel 
 

Natte schraallanden

In polderland hangt de voedselvoor-ziening van planten nauw samen met het waterbeheer. Als algemene regel geldt: hoe minder menselijke activiteit, hoe minder voedselrijk en hoe groter de bloemenpracht. Dat is ook zo in de Hekslootpolder. De botanisch waardevolle riet- en draslandjes liggen aan de randen of in uithoeken. De watervoor-ziening is daar afkomstig van lichte kwel of stagnerend regenwater. De stroming van het ondiepe, dus voor wortels bereikbare water en de voedselrijkdom zijn lager dan in het goed doorspoelde en bemeste boerenland. Dat zie je dan ook aan de slootjes die hier en daar zelfs zo helder zijn dat je de bodem kunt zien. Dat betekent dan ook een wat meer gevarieerde plantengroei. Niet alleen in het water maar ook op de oevers. De schone slootjes en schrale graslandjes zijn het domein van planten van matig voedselrijke wateren, oevers en natte graslanden. Samen met de hierna volgende soorten van veenmosrietland vormen zij de soortengroep van Natte schraallanden, met tal van zeldzaamheden op Haarlems grond-gebied. De oeverlandjes langs de Spaarndamseweg geven hier en daar een beeld van de bonte wei die Thijsse in z’n Verkade albums beschreef. In juni zijn de jaarlijks gemaaide rietlandjes ter hoogte van de volkstuinen geel en roze. Er zijn bloemenveldjes van grote ratelaar, egelboterbloem, penningkruid, echte koekoeksbloem en rietorchis. Later in het jaar volgen kale jonker, moeras-walstro, vogelwikke en moerasrolklaver. Gewone dotterbloem zou je hier ook verwachten maar deze zoutmijdende soort ontbreekt, wellicht als gevolg van de nabijheid van het voormalige en oorspronkelijk zoute Wijkermeer. Waar de rietlandjes overgaan in zompig, nauwelijks te belopen land hebben we een voorbeeld van een stukje zeggenmoeras. In Haarlem is dit het enige restant van schraal, moerassig grasland dat vroeger wel als hooiland of zomerweide in gebruik was. Grasachtige planten zijn hier in de meerderheid. Niet alleen grassen maar ook zeggen en russen die uit het moderne boerenland verdwenen zijn: zwarte zegge, tweerijige zegge, valse voszegge, zomprus, platte rus, mannagras en geknikte vossenstaart. Daartussen weer de bloemplanten die we ook al in de rietlandjes tegenkwamen. Heel fraai voor wie er door de knieën wil gaan is ook het moeraszoutgras, dat geen gras is maar een fijn gebouwd gras-achtig plantje met minuscule bloemen en later vruchtjes die als kaarsjes aan de stengel zitten. Op open, venige plekjes, veroorzaakt door graafwerk of pootwerk van vee, vind je kleinigheden als greppelrus en dwergbies. In enkele uithoeken stroomt het grondwater nauwelijks. Als die stagnatie maar lang genoeg aanhoudt kan langzamerhand een laagje regenwater boven op het grondwater blijven staan. Dit bijzondere tweelaags watersysteem kan zich tot veenmosrietland ontwikkelen. Riet staat met z’n wortels in het grondwater en houdt de nattigheid bij elkaar. Veenmossen en andere planten die aangewezen zijn op het voedselarme en zure milieu van laagveenmoerassen, leven van het oppervlakkige regenwater. Dit zijn Natte schraallanden bij uitstek.

Daarvan hebben we een voorbeeld in het veenmosrijke rietveldje aan de Slaperdijk (noordkant) bij het eind van het Assendelvervoetpad. Dit landje was in 1975 nog een van de kroonjuwelen van de Haarlemse polders maar is door staking van beheer en de daaropvolgende verruiging sterk in kwaliteit ach-teruit gegaan. Nu de draad van het oude hooilandbeheer als natuurbeheer door vrijwilligers van de Vereniging Behoud de Hekslootpolder wordt opgepakt, herstelt de flora zich. Tussen het riet staan alweer grote aantallen uitbundig bloeiende rietorchis, echte koekoeksbloem, watermunt en grote ratelaar.

 
Kattenstaart                                                      Lida Zaremba- van den Heuvel
 

Rietorchis

In kleiner aantal gevleugeld hertshooi, blauw glidkruid, de moerasdistel kale jonker en het fijne, wit bloeiende ruw walstro. Regenwater vasthoudende veenmossen maken een belangrijk deel uit van de moslaag. Daarmee wordt het milieu geschikt voor planten van het veenmosrietland zoals varens, russen, orchideeën, zonnedauw en heidesoorten. Kamvaren heeft zich als eerste gevestigd.Aan de randen is het rietveldje ruig, plaatselijk zelfs een ondoordringbare wildernis. Dit is het domein van forse bloemplanten als moerasspirea, poelruit, koninginnekruid en moerasmelkdistel en een luilekkerland voor insecten.

Weilanden en sloten

Compleet het tegenovergestelde van het door regenwater gevoede, vrij voedselarme veenmosrietland is op korte afstand en op grote schaal aanwezig. Weilanden, sloten en vaarten die in verbinding staan met het boezemwater van Spaarne of Mooie Nel, zijn zeer rijk aan voedingsstoffen. In de sloten zie je dat aan de troebelheid van het water of een aaneengesloten dek van groen-wieren of kroos. Planten van voedsel-rijke wateren, plaatsen met wisselende waterstand en waterkanten voeren de boventoon. Samen met soorten van voedselrijke graslanden vormen zij de groep van Weilanden en sloten.

De weilanden hebben toch wel het overheersende predikaat groen en wel het groen van gras in 32 verschillende soorten. Grassen zijn even gewoon als verguisd want moeilijk op naam te brengen. Maar gras is overal, dus is het geschikt om locale verschillen in bodem of water op te sporen. We noemen hier alleen de soorten die gemakkelijk herkenbaar zijn of karakteristiek zijn voor onderdelen van het landschap. Het weilandgroen in de polder is hoofdzakelijk afkomstig van Engels raaigras. Dit is het moderne weidegras bij uitstek. De percelen die ook in gebruik zijn als hooiland hebben een wat meer gevarieerde samenstelling. Opvallend in het voorjaar zijn hoge aren van grote vossenstaart en na het maaien de geur van reukgras.

Langs het Assendelvervoetpad kun je de grassen van de Hekslootpolder goed bekijken. Daar ook liggen enkele niet meer beweide overhoekjes met slecht gras. Opvallend zijn de hoge pollen van ruwe smele. Strijk maar eens voorzichtig langs een blad, dan begrijp je direct waarom de boeren dit slecht gras noemen, het voelt ruw aan. Aan oevers en op andere natte plaatsen is riet een niet te missen gras met stugge stengels en paarse pluimen. Een soort die er erg op lijkt is rietgras. Dat heeft echter veel minder stugge stengels en roze tot bruingele aarpluimen. De sloten hebben een eenvoudige begroeiing van kroos in diverse soorten, watergras, smalle waterpest, fijne waterranonkel en hier en daar wat schedefonteinkruid. De natuurvriendelijk beheerde oevers onderscheiden zich door bloemplanten als moerasvergeet-mij-nietje, watermuur, kleine watereppe, pijptorkruid en wolfspoot. Waar geen vee graast kunnen ook grote kattenstaart, zwanebloem, grote egelskop, gele lis en moerasandoorn tot bloei komen.

 
 
Grote ratelaar                  Lida Zaremba- van den Heuvel
 

Vermeldenswaardige bijzonderheden van de soortengroep van Weilanden en sloten zijn moerasandijvie en muizenstaart. Muizenstaart is een zeer typische bewoner van het poldergebied tussen Haarlem en Spaarndam, met name van de Oude Spaarndammerpolder en de Verdolven Landen. Het is de enige vind-plaats in Zuid-Kennemerland en verre omstreken. Het uiterlijk van muizenstaart is nederig en onopvallend.

Conclusies en aanbevelingen voor het beheer

De flora van de Hekslootpolder is soortenrijk. Belangrijker nog, de variatie aan soortengroepen wijst op een rijke schakering van biotopen, met name grazige vegetaties. Van rietmoeras tot droge dijk, alle typen zijn vertegenwoordigd. Veel biotopen zijn echter klein van oppervlak en sterk versnipperd. Dat komt de kwaliteit van de flora niet ten goede. In 30 jaar tijd is het aantal soorten plaatselijk zelfs met 20% afgenomen. Vooral de bloemplanten van het oude landschap staan onder druk, de schrale natte graslanden die vroeger nog wel als hooiland dienden, en het veenmosrietland dat vroeger in gebruik was om riet te snijden. Kansen op herstel zijn er ook zoals blijkt uit het agrarisch natuurbeheer van slootoevers en het vrijwillig hooilandbeheer van riet- en draslandjes. De botanisch meest waardevolle terreintjes zijn echter klein en versnipperd.

Ontwikkelingsmogelijkheden zijn er vooral aan de randen van de polders. Verbinden, maaien en grazen staan daarbij centraal. Op plaatsen waar de waterhuishouding niet al te sterk door bemaling verstoord wordt, kunnen door doelgerichte inrichting en beheersmaat-regelen bloemrijke grazige vegetaties met hoge belevings- en natuurwaarde ontstaan.

De natte landjes langs de Spaarndamseweg kunnen zich na plaatselijk herstel van de bodem en uitbreiding van het hooilandbeheer ontwikkelen tot een lint van bloemrijke gras- en rietlandjes. Samen met de water- en oevervegetatie van de randsloot hebben deze een hoge natuur-en belevingswaarde.

 
Heen                   Lida Zaremba- van den Heuvel
 

Aansluitend hierop kunnen de bermen, oevers en ruigtelandjes langs het Assendelvervoetpad door plaatselijk maai- of begrazingsbeheer ontwikkeld worden tot een natuurverbindingszone in de richting van de Slaperdijk en Verdolven landen.

Verrijking van natuur- en belevings-waarde van de dijkflora kan bereikt worden door kleine aanpassingen in het beheer van maaien en grazen. Op de liniewal is het bijvoorbeeld aan te bevelen om de seizoensbegrazing van schapen pas na de hoofdperiode van bloei (juni) te beginnen. Bij Fort Spaarndam-Zuid ligt een drassig graslandje dat na het staken van de extensieve beweiding sterk is verruigd en daardoor in natuurwaarde is verminderd. Door het beheer (beweiden of maaien) te hervatten, kan dit gebiedje zich herstellen. Het rietveldje aan de Slaperdijk bij het eind van het Assendelvervoetpad kan zich bij continuering van het (vrijwillig) maaibeheer weer ontwikkelen tot botanisch waardevol veenmosrietland en rietmoeras.

 

Tabel 3 - Planten voorkomend in de hekslootpolder, 1995 - 2002   266 soorten 

 
 
 
Joop Mourik